Uitspraak
gevestigd te [vestigingsplaats],
wonende te [woonplaats] ,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
1 april 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 april 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiseres] tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam. Het hof had eerder op 14 oktober 2014 een arrest gewezen in een geschil over de terugvordering van een lening na het einde van een samenwerking. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken en concludeert dat de klachten van [eiseres] niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep en veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerder] zijn begroot op nihil. De uitspraak is openbaar gedaan door raadsheer G. de Groot.