Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
29 maart 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 maart 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof, waarin werd geoordeeld dat de dagvaarding in hoger beroep rechtsgeldig was betekend. De verdachte stelde dat de appeldagvaarding niet op het juiste adres was betekend, aangezien hij op het moment van betekening niet ingeschreven stond op het adres dat in de appelakte was vermeld. De Hoge Raad oordeelde dat de stukken van het geding niet aantonen dat de appeldagvaarding op het juiste adres is aangeboden. De Hoge Raad concludeerde dat het oordeel van het Hof dat de verdachte behoorlijk was gedagvaard niet zonder meer begrijpelijk was. Daarom verklaarde de Hoge Raad de appeldagvaarding om doelmatigheidsredenen nietig. Dit arrest benadrukt het belang van een correcte betekening van dagvaardingen en de noodzaak om te trachten de dagvaarding uit te reiken op het adres dat de verdachte in de appelakte heeft opgegeven.