De naar aanleiding van zijn op 4 juni 2013 afgelegde bezoek aan [betrokkene 1] door P.J. van Koppen op 5 juli 2013 opgemaakte verslag in de vorm van een brief aan Vosman houdt - voor zover in herziening van belang - het volgende in:
"(...)
Hij vindt dat veel mensen onschuldig vast zitten. Dat boek is ook de reden dat hij contact heeft opgenomen met u. Hij vindt zelf dat hij door zijn onjuiste verklaring over [aanvrager] heeft bijgedragen aan een slecht rechtssysteem. [betrokkene 1] heeft nu contact met u opgenomen om, naar hij zegt, schoon schip in zijn leven te maken. Dat hangt ook samen met het feit dat hij gelovig is geworden.
(...)
[betrokkene 1] vertelde aan mij hetzelfde verhaal zoals dat in het dossier kan worden teruggevonden. Daarop is één uitzondering. Aan de rechter- commissaris verklaarde [betrokkene 1] indertijd dat [aanvrager] hem had verteld dat hij het misdrijf pleegde. Dat deel van zijn verklaring wil [betrokkene 1] nu terugtrekken. [aanvrager] heeft hem nooit gezegd dat hij het had gedaan. [betrokkene 1] heeft veel meer de indruk dat [aanvrager] na de veroordeling door de rechtbank en in voorbereiding van de zaak bij het hof een kat in het nauw was.
(...)
In zijn valse bekentenis van de moord had hij verteld dat [betrokkene 2] met hem het huis was binnengedrongen en dat [betrokkene 2] [slachtoffer] om het leven had gebracht. Met die versie zou [betrokkene 1] de schuld op zich kunnen nemen, terwijl zijn schuld beperkt bleek doordat [betrokkene 2] het eigenlijk gedaan zou hebben. Hij koos [betrokkene 2] omdat hij wist dat hij dood was, maar hij wist niet precies wanneer hij was doodgegaan en wist ook niet dat [betrokkene 2] voor de moord op [slachtoffer] al was overleden.
Alle details over het misdrijf - hoe [slachtoffer] lag, de manier van snijden, de kast die over haar was gegooid, dat zij geslagen was met een broodplank - zou [aanvrager] allemaal uit het dossier hebben. [aanvrager] beschikte over een klein deel van het dossier. Als [betrokkene 1] iets aan hem vroeg, kreeg hij altijd pas de volgende dag antwoord. [betrokkene 1] nam aan dat het zo gebeurde omdat [aanvrager] de juiste gegevens in het dossier moest opzoeken. Als hij daarin gelijk heeft, is dat voor [aanvrager] ontlastend.
In dat verband is ook de broodplank interessant. De politie meent dat [slachtoffer] is doodgeslagen met een broodplank. De broodplank is niet in beslag genomen, maar later pas gezien op de foto's die in de keuken zijn genomen. Daarop staat de broodplank rechtop, maar in gebroken toestand op het aanrecht.
De broodplank als moordwapen is een nogal onwaarschijnlijke hypothese die door de politie is geopperd. Er is geen reden om aan te nemen dat [slachtoffer] in werkelijkheid met de broodplank is geslagen. Als dat klopt, dan duidt het detail dat [betrokkene 1] vertelde over de broodplank erop dat [aanvrager] de gegevens ontleende aan het dossier en niet aan zijn eigen geheugen.
[betrokkene 1] meent dat [aanvrager] in hoger beroep op safe wilde spelen. Hij denkt nu achteraf dat [aanvrager] het niet heeft gedaan. [aanvrager] was wanhopig en hij kon niet tegen de straf. 'Hij kon niet tegen zitten', aldus [betrokkene 1].
Over de overige omstandigheden van de zaak vertelde [betrokkene 1] het volgende. Hij zou uiteindelijk € 1,2 miljoen krijgen. [aanvrager] zou dat betalen uit zijn schadevergoeding en uit een geheime rekening met € 200.000. Als aanbetaling zou [betrokkene 1] € 2.500 krijgen. Dat werd door zijn vriendin opgehaald bij de broer van [aanvrager] in diens drogisterij. Maar [betrokkene 1] vertrouwde de betaling door [aanvrager] niet meer. Dat was de reden van zijn dubbelspel.
Hij voelde zich bij zijn dubbelspel door de recherche onder druk gezet. Tegelijkertijd voelde hij zich belangrijk, als stergetuige in de zaak tegen [aanvrager], ook tegenover andere gedetineerden. Dat is ook de reden dat hij tegen de rechter-commissaris vertelde dat [aanvrager] tegen hem bekende. In werkelijkheid had [aanvrager] steeds tegen hem gezegd dat hij er niets mee te maken had.
Ook [aanvrager] was achterdochtig. Hij had de achtergrond van [betrokkene 1] laten uitzoeken via zijn advocaat De Haan.
Scenario's
Over de affaire met [betrokkene 1] die de schuld op zich nam, lijken er nu twee serieuze scenario's te bestaan. De eerste is het scenario dat het hof aannam in het arrest: [aanvrager] heeft zijn vrouw om het leven gebracht en vroeg [betrokkene 1] de schuld op zich te nemen. Het tweede is het scenario dat [betrokkene 1] nu presenteert: [aanvrager] is onschuldig, na zijn veroordeling door de rechtbank raakte hij in paniek en heeft met [betrokkene 1] geprobeerd, op basis van zijn kennis van het dossier, om zijn onschuld te bewijzen.
De aanvankelijke verklaring van [betrokkene 1] steunde het eerste scenario. De verklaring die hij nu aflegt, steunt veel meer het tweede scenario. Dat maakt de vraag van belang welke redenen er zouden kunnen zijn om het eerste dan wel het tweede verhaal van [betrokkene 1] te geloven.
Aan de hand van het verhaal van [betrokkene 1] en de manier waarop hij dat vertelde, kan niet worden bepaald of hij schuldig dan wel onschuldig is. Die toets kan alleen worden uitgevoerd aan de hand van gegevens die in het verhaal aanwezig zijn. Het enige dat ik heb gevonden dat voor die toets zou kunnen dienen is het verhaal dat [betrokkene 1] vertelde over de broodplank waarmee [slachtoffer] zou zijn doodgeslagen. De kans is niet erg groot dat de broodplank daadwerkelijk daarvoor is gebruikt. De politie meende alleen dat zulks wel het geval was. Dat betekent dat het gegeven over de broodplank waarschijnlijk niet afkomstig is uit het geheugen van [aanvrager] als dader, maar uit het dossier. Dat ondersteunt dan weer de versie waarin de informatie waarmee [aanvrager] [betrokkene 1] voerde om zijn bekentenis geloofwaardig te maken afkomstig is uit het dossier en niet uit Reiniers geheugen.
Er is nog iets bijzonders aan het verhaal van [betrokkene 1] tegenover ons. Het gehele verhaal komt behoorlijk goed overeen met het verhaal zoals dat in het dossier staat. Alles komt overeen, behalve het, overigens niet onbelangrijke, detail dat [aanvrager] tegenover [betrokkene 1] heeft bekend.
Conclusie
[betrokkene 1] vertelt nu op een bijzonder belangrijk onderdeel van de zaak een ander verhaal dan hij eerder vertelde. Hij vertelt nu dat [aanvrager] niet tegen hem heeft bekend dat hij zijn vrouw [slachtoffer] om het leven bracht. Het verhaal zoals [betrokkene 1] nu vertelt, komt overeen met het verhaal dat men zou verwachten als [betrokkene 1] eerder niet en nu wel de waarheid zou vertellen over het al dan niet bekennen door [aanvrager]. In die zin is het verhaal van [betrokkene 1] consistent met het 'onschuldige' scenario en kan worden geconstateerd dat de verklaring van [betrokkene 1] niet meer de veroordeling van [aanvrager] steunt. Dat betekent echter niet dat ook geconstateerd kan worden dat de verklaring van [betrokkene 1] dan ook de onschuld van [aanvrager] steunt. Dat zou alleen kunnen gelden als het motief van [betrokkene 1] stand houdt, het schoon schip maken en zijn opspelende geweten. Maar er bestaat geen methode waarmee dat motief kan worden vastgesteld.
(...)"