ECLI:NL:HR:2016:501

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 maart 2016
Publicatiedatum
24 maart 2016
Zaaknummer
16/00059
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens gebrek aan gronden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 maart 2016 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Den Haag. Het beroep in cassatie was ingediend tegen de uitspraak van 23 november 2015, waarin het Gerechtshof de uitspraak van de Rechtbank Den Haag had bevestigd. De Rechtbank had zich eerder uitgesproken over de kosten van vervolging die aan belanghebbende in rekening waren gebracht.

De Hoge Raad heeft beoordeeld of het beroepschrift in cassatie ontvankelijk was. Het beroepschrift voldeed niet aan de vereisten van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het niet de gronden van het beroep bevatte. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende per aangetekende brief op 7 januari 2016 in de gelegenheid gesteld om dit verzuim binnen zes weken te herstellen. Deze termijn eindigde op 18 februari 2016. Aangezien belanghebbende niet tijdig heeft gereageerd en het herstel op 24 februari 2016 te laat is ingekomen, heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard.

De Hoge Raad heeft ook overwogen dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en is een bevestiging van de noodzaak om aan de formele vereisten van het procesrecht te voldoen.

Uitspraak

25 maart 2016
Nr. 16/00059
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 23 november 2015, nr. BK‑15/00273, op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (nr. SGR 14/7044) betreffende de aan belanghebbende in rekening gebrachte kosten van vervolging.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het beroepschrift in cassatie bevat, hoewel artikel 6:5, lid 1, letter d, Awb dit vereist, niet de gronden van het beroep.
Bij aangetekende brief van 7 januari 2016, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door belanghebbende opgegeven adres, heeft de griffier van de Hoge Raad belanghebbende in de gelegenheid gesteld dat verzuim binnen zes weken na de dagtekening van deze brief te herstellen. Die termijn eindigde op 18 februari 2016.
Nu herstel van het verzuim niet tijdig heeft plaatsgevonden – de op 24 februari 2016 bij de Hoge Raad ingekomen brief wordt als te laat ingekomen buiten beschouwing gelaten –, zal de Hoge Raad met toepassing van het bepaalde in artikel 6:6 Awb het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2016.