Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
5 januari 2016.
Hoge Raad
Op 5 januari 2016 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 16 april 2015. Het betreft een economische zaak waarin de verdachte, geboren in 1953, in cassatie ging tegen de beslissing van het Hof om de Officier van Justitie niet-ontvankelijk te verklaren in het ingestelde hoger beroep. De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot het nemen van beslissingen op basis van artikel 440 van het Wetboek van Strafvordering.
De Hoge Raad heeft het middel van cassatie dat door de Advocaat-Generaal was voorgesteld, gegrond verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat het Gerechtshof de Officier van Justitie ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd, niet-ontvankelijk had verklaard. Dit oordeel is gebaseerd op de gronden die zijn vermeld in een eerder uitgesproken arrest (ECLI:NL:HR:2016:1).
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Deze beslissing is genomen in het openbaar, waarbij de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren J. de Hullu en A.L.J. van Strien, en in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.