ECLI:NL:HR:2016:492

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 maart 2016
Publicatiedatum
24 maart 2016
Zaaknummer
15/00351
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep van erfgenamen tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting

In deze zaak hebben de erfgenamen van [X] (hierna: belanghebbenden) beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De uitspraak waartegen beroep is ingesteld betreft een hoger beroep van belanghebbenden tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland. Deze eerdere uitspraak had betrekking op de navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen die aan belanghebbenden waren opgelegd over de jaren 1991 tot en met 1996. De navorderingsaanslagen waren het resultaat van een belastingcontrole die had plaatsgevonden in de jaren voorafgaand aan de uitspraak van het Gerechtshof.

De belanghebbenden hebben in hun cassatieberoep verschillende middelen voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop gereageerd met een verweerschrift. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de voorgestelde middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

In de beslissing heeft de Hoge Raad ook aangegeven dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2016 door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

25 maart 2016
Nr. 15/00351
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
de erfgenamen van [X], gewoond hebbende te
[Z], België (hierna: belanghebbenden) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 3 februari 2015, nrs. 13/00521 tot en met 13/00526, op het hoger beroep van belanghebbenden tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (nrs. AWB LEE 10/2332 tot en met 10/2342) betreffende de aan belanghebbenden over de jaren 1991 tot en met 1996 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1.Geding in cassatie

Belanghebbenden hebben tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C.Schaap als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2016.