ECLI:NL:HR:2016:484

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 maart 2016
Publicatiedatum
24 maart 2016
Zaaknummer
15/01923
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 maart 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door zowel de belanghebbende als de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2007, 2008 en 2009. De belanghebbende had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland, die op haar beurt was gebaseerd op eerdere uitspraken van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De belanghebbende en de Staatssecretaris hebben beide een aantal middelen voorgesteld in hun cassatieberoepen, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze middelen niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft ook de proceskosten in de zaak beoordeeld. Voor het cassatieberoep van de belanghebbende zijn er geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Echter, de Staatssecretaris van Financiën werd veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 1984 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak van de Hoge Raad verklaarde beide beroepen in cassatie ongegrond en legde een griffierecht op van € 497 aan de Staatssecretaris van Financiën.

Uitspraak

25 maart 2016
Nr. 15/01923
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende), alsmede het beroep in cassatie van
de Staatssecretaris van Financiëntegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 17 maart 2015, nrs. 14/00082, 14/00083 en 14/00084, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Gelderland (nrs. AWB 13/2282, AWB 13/2283 en AWB 13/2284) betreffende de aan belanghebbende voor de jaren 2007, 2008 en 2009 opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1.Geding in cassatie

Zowel belanghebbende als de Staatssecretaris heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
Belanghebbende en de Staatssecretaris hebben over en weer een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Staatssecretaris heeft een conclusie van repliek ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van dupliek ingediend.

2.Beoordeling van de door belanghebbende voorgestelde middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van de door de Staatssecretaris voorgestelde middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Proceskosten

Wat betreft het cassatieberoep van belanghebbende acht de Hoge Raad geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
Wat betreft het cassatieberoep van de Staatssecretaris zal de Staatssecretaris worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart beide beroepen in cassatie ongegrond,
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1984 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2016.
Van de Staatssecretaris van Financiën wordt een griffierecht geheven van € 497.