ECLI:NL:HR:2016:454

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 maart 2016
Publicatiedatum
18 maart 2016
Zaaknummer
15/01064
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid vereffenaar nalatenschap om enquêteverzoek in te dienen bij Ondernemingskamer

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 maart 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een enquêteprocedure bij de Ondernemingskamer. De zaak betreft de bevoegdheid van een vereffenaar van een nalatenschap om een enquêteverzoek in te dienen. De verzoekers tot cassatie, bestaande uit een aantal erven en de vennootschap LAPIDUS HOLDING B.V., hebben beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van de Ondernemingskamer van 23 december 2014. De Hoge Raad verwijst naar deze beschikking voor het verloop van het geding in feitelijke instantie.

De advocaat-generaal L. Timmerman heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven als de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de verzoekers in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De kosten zijn begroot op € 393,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

18 maart 2016
Eerste Kamer
15/01064
EE/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
1. [verzoekster 1] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2. [verzoeker 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
3. LAPIDUS HOLDING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: mr. F.E. Vermeulen,
t e g e n
1. [verweerder 1] ,
2. [verweerder 2] ,
3. [verweerster 3] ,
4. [verweerder 4] ,
5. [verweerster 5] ,
6. mr. Antonie VAN HEES, in zijn hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van [betrokkene 1] ,
kantoorhoudende te Amsterdam,
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. W.H. van Hemel.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] c.s. en de erven en Van Hees.

1.Het geding in feitelijke instantie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad de beschikking in de zaken 200.149.410/01 OK tot en met 200.149.410/04 OK van de Ondernemingskamer van 23 december 2014.
De beschikking van de Ondernemingskamer is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van de Ondernemingskamer hebben [verzoeker] c.s. beroep in cassatie ingesteld.
Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De erven en Van Hees hebben verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping.
De advocaat van [verzoeker] c.s. heeft bij brief van 8 januari 2016 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [verzoeker] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de erven en Van Hees begroot op € 393,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, G. de Groot en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
18 maart 2016.