In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van [X] B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag, die betrekking heeft op de leges die door de gemeente Schagen zijn geheven. De zaak is ontstaan na een eerdere uitspraak van de Hoge Raad op 18 april 2014, waarin de Hoge Raad een eerdere uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam heeft vernietigd. Deze vernietiging betrof acht aanslagen leges die onder de Legesverordeningen van de gemeente Harenkarspel voor de jaren 2007 tot en met 2009 vielen. De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling.
Belanghebbende, [X] B.V., heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij verschillende middelen voorgesteld. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen, hierna aangeduid als het College, heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens heeft belanghebbende een conclusie van repliek ingediend, waarop het College weer heeft gereageerd met een conclusie van dupliek.
De Hoge Raad heeft de middelen van belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij de Hoge Raad oordeelt dat de middelen geen nadere motivering behoeven, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard.