ECLI:NL:HR:2016:418

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 maart 2016
Publicatiedatum
16 maart 2016
Zaaknummer
15/02221
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van verstekverlening in hoger beroep wegens afwezigheid verdachte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 maart 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte was niet verschenen tijdens de behandeling van zijn zaak in hoger beroep, omdat hij op dat moment om andere redenen gedetineerd was. Het Hof had verstek verleend tegen de verdachte, wat achteraf onjuist bleek te zijn. De Hoge Raad oordeelde dat het van groot belang is dat de verdachte aanwezig kan zijn bij de behandeling van zijn zaak. De beslissing van het Hof om verstek te verlenen werd daarom vernietigd. De Hoge Raad heeft de zaak teruggewezen naar het Gerechtshof Den Haag, zodat de zaak opnieuw kan worden behandeld in aanwezigheid van de verdachte. De advocaat-generaal had eerder geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak en terugwijzing, wat door de Hoge Raad werd gevolgd. De zaak betreft een strafrechtelijke procedure waarin de rechten van de verdachte centraal staan, met name het recht op een eerlijk proces en de mogelijkheid om zich te verdedigen in persoon.

Uitspraak

15 maart 2016
Strafkamer
nr. S 15/02221
CB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof Den Haag van 23 februari 2015, nummer 22/000794-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M. van Stratum, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel strekt ten betoge dat het Hof ten onrechte verstek heeft verleend tegen de niet verschenen verdachte aangezien deze ten tijde van de behandeling van zijn zaak ter terechtzitting in hoger beroep uit anderen hoofde was gedetineerd en hij niet vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn.
2.2.1.
Bij de op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken bevinden zich:
(i) een akte van uitreiking - gehecht aan het dubbel van de dagvaarding om te verschijnen op de terechtzitting in hoger beroep van 23 februari 2015 - inhoudende dat de dagvaarding is uitgereikt aan de (waarnemend) griffier van de Rechtbank omdat van de verdachte geen woon- of verblijfplaats hier te lande bekend is;
(ii) het proces-verbaal van voormelde terechtzitting inhoudende dat aldaar de verdachte noch een raadsman is verschenen, dat tegen de verdachte verstek is verleend en dat het onderzoek is gesloten.
2.2.2.
Het proces-verbaal van voormelde terechtzitting houdt voorts onder meer in:
"Noot griffier: Na sluiting van het onderzoek en het uitspreken van het arrest, is komen vast te staan dat de verdachte uit andere hoofde gedetineerd zat in het Detentiecentrum Alphen aan den Rijn te Alphen aan den Rijn en dat voor hem geen transport is geregeld."
2.3.
Uit het hiervoor onder 2.2.2 vermelde proces-verbaal moet worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van de behandeling van zijn strafzaak in hoger beroep in verband met een andere zaak was gedetineerd, zodat de beslissing van het Hof om tegen de verdachte verstek te verlenen en het onderzoek ter terechtzitting voort te zetten, achteraf bezien onjuist is. Gelet op het grote belang van de verdachte om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn dient de verdachte de mogelijkheid te hebben om zijn zaak alsnog in hoger beroep in zijn tegenwoordigheid te doen behandelen. Dit leidt ertoe dat het bestreden arrest moet worden vernietigd en dat de zaak moet worden teruggewezen opdat deze opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2.4.
Het middel is dus terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
15 maart 2016.