Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsvoering:
"Op 8 maart 2014 komt [betrokkene 1] (hierna: aangever) aangifte doen bij de politie. Hij verklaart dat hij op 8 maart rond 21:12 uur werd gebeld door iemand die hij kent als ' [betrokkene 2] ' met het telefoonnummer 06- [001] . Deze [betrokkene 2] wilde langskomen omdat hij een baantje zocht. Even later komt [betrokkene 2] , samen met een andere jongen bij aangever thuis. Nadat de jongens even later zijn huis weer verlieten, kwamen er twee gemaskerde jongens zijn huis in. Eén van deze jongens had een soort priem in zijn handen en riep 'ga liggen, ga liggen op de grond'. Aangever is gaan schreeuwen en op één van de jongens afgelopen. Vervolgens is aangever meerdere malen gestoken. De aangever is in het ziekenhuis opgenomen, waar bleek dat hij zes steekverwondingen had opgelopen.
Onderzoek naar de telefoongegevens van het telefoonnummer waarmee aangever is gebeld, wijst uit dat dit nummer toebehoort aan [betrokkene 3] . Deze verklaart dat hij inderdaad samen met [verdachte] (hierna: verdachte) bij aangever in huis is geweest om hasj bij hem te kopen. [betrokkene 3] verklaart ook dat hij samen met verdachte en [betrokkene 4] op de avond van 8 maart 2014 al fietsend onderweg was naar een feestje. Op dat moment heeft [betrokkene 3] aan verdachte verteld dat hij samen met [betrokkene 5] en [betrokkene 6] een overval had gepland. Vervolgens verklaart [betrokkene 3] dat hij aan verdachte heeft gevraagd of hij mee wilde doen door met hem naar het huis van aangever te gaan en daar de deur open te laten staan, zodat [betrokkene 5] en [betrokkene 6] de overval konden plegen. [betrokkene 4] heeft verklaard dat hij samen met [betrokkene 3] en verdachte op de fiets naar het feestje ging en [betrokkene 3] hem vertelde dat hij samen met verdachte de deur zou open houden bij een man in Bunnik en de broertjes [betrokkene 5 en 6] dan de overval zouden plegen. Ook [betrokkene 5] heeft verklaard dat [betrokkene 3] op weg naar het feestje verdachte had geregeld om mee te gaan naar Bunnik om te helpen bij de overval en volgens [betrokkene 5] verdachte 100% zeker van deze overval afwist.
Bewijsoverweging
De verdachte ontkent dat hij wist dat er een overval gepleegd zou worden en verklaart dat hij dacht dat hij samen met [betrokkene 3] alleen hasj ging kopen. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig en overweegt daartoe als volgt. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte wel degelijk op de hoogte is gesteld van het plan om aangever in zijn woning te beroven van hasj en geld en dat verdachte aan de uitvoering van het plan heeft meegewerkt. [betrokkene 3] heeft verklaard dat hij vaker hasj ging kopen bij aangever. Dat hij plotseling niet alleen durfde te gaan en om die reden verdachte mee vroeg, is onwaarschijnlijk als het plan alleen maar was om hasj te kopen. Daar komt bij dat zowel verdachte als [betrokkene 3] hebben verklaard dat het verdachte was die als laatste de woning verliet. De rechtbank is van oordeel dat, als verdachte daadwerkelijk niet op de hoogte was van het plan,
[betrokkene 3] niet het risico had genomen dat verdachte de deur achter zich dicht zou trekken. [betrokkene 3] zou dan hoogst waarschijnlijk zelf als laatste de woning hebben verlaten zodat hij de deur open kon laten, hetgeen cruciaal was voor het laten slagen van de overval.
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van [betrokkene 3] en [betrokkene 5] niet betrouwbaar zijn, omdat zij de schuld in de schoenen van verdachte willen schuiven. De rechtbank verwerpt dit verweer. Zowel [betrokkene 3] en [betrokkene 5] hebben uiteindelijk een verklaring afgelegd die zeer belastend is geweest voor henzelf en daarnaast worden ondersteund door de overige bewijsmiddelen uit het dossier. De rechtbank heeft geen enkele reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen en ziet niet in hoe deze medeverdachten hiermee in strijd met de waarheid verdachte op enige manier de schuld in de schoenen willen schuiven om hun eigen rol te beperken.
Bewijsoverweging ten aanzien van de kwalificatie 'diefstal met geweld'
De rechtbank is van oordeel dat verdachte moet worden veroordeeld voor het medeplegen van de poging tot diefstal met geweld. De rechtbank overweegt hiertoe dat uit het dossier niet naar voren komt dat sprake is geweest van 'dwang tot afgifte', hetgeen voor een bewezenverklaring voor een afpersing noodzakelijk is. De rechtbank stelt vast dat uit de bewijsmiddelen en de verklaringen van verdachte en medeverdachten blijkt dat het idee was dat aangever gedwongen zou worden om op de grond te gaan liggen, waarna er hasj en geld uit de woning weggenomen kon worden."