Het Hof heeft in het bestreden arrest omtrent het gebruik van deze verklaring het volgende overwogen en beslist:
"Voorts heeft de verdediging betoogd dat de feitelijke omstandigheden er toe kunnen leiden dat ook een niet-aangehouden verdachte, voorafgaand aan zijn eerste verhoor, het recht heeft om een advocaat te mogen consulteren. In dit geval was het overduidelijk dat [verdachte] materieel als verdachte werd aangemerkt, hij kreeg de cautie, hij was bovendien buitenlander en zou zonder tolk gehoord gaan worden. Verdachte had op dat recht gewezen moeten worden.
(...)
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
(...)
Inleidend
Uit het dossier volgt dat op 26 augustus 2010, omstreeks 03.40 uur, twee meisjes aan de politie in het centrum van Renesse hebben gemeld dat zij zojuist, fietsend over de Hogezoom, komende uit de richting Renesse en gaande richting Burgh-Haamstede, een man met iets zwaars - lijkend op een lichaam - over die weg hebben zien slepen (...). De twee politieagenten - in hun dienstauto - zijn daarop met de meisjes die nog steeds op hun fiets reden, meegereden. Zij gingen de Hogezoom af, bij café Helder voorbij de rotonde in de richting van Burgh-Haamstede tot aan de kruising met de Pauwlijntjesweg. Zij hebben onderweg niets (verdachts) waargenomen. De verbalisanten vroegen nog waar de meisjes iets hadden gezien, waarop de meisjes (op ongeveer 100 à 150 meter vóór de ingang van camping De Wijde Blick) antwoordden dat het ongeveer op dat stuk is geweest, waarbij moet worden opgemerkt dat de plaats waar het slachtoffer later in de sloot is aangetroffen niet is aangelicht.
Terwijl de politie terugreed (...), komende uit de richting Burgh-Haamstede, over de Hogezoom in de richting van het centrum van Renesse, is 50 à 100 meter voorbij de ingang van camping De Wijde Blick, een man links vanuit de berm gekomen en voor de politieauto gesprongen. De man heeft in de Duitse taal, in paniek, om hulp gevraagd. De verbalisanten zagen hem met de vuisten op de autoruiten stampen. De man bleek de latere verdachte [verdachte] te zijn. Op zijn aanwijzing heeft de politie toen een meisje aangetroffen in de sloot aan de linkerkant van de weg. Alleen haar neus en mond staken nog boven het water uit. [verdachte] heeft hen toen gezegd dat hij 'Noodarts' was en gedrieën hebben zij het meisje - naar later bleek [slachtoffer] - uit de sloot gehaald. Zij is op de kant gelegd. Het meisje was op dat moment niet aanspreekbaar en buiten bewustzijn. Eenmaal in de ambulance (...) heeft [slachtoffer] verteld dat een Duitse man die haar had gezegd dat hij [...] of iets dergelijks heette, met haar was meegelopen op weg naar de camping. Verder heeft zij verteld dat deze man haar heeft geduwd en een klein beetje heeft aangeraakt en dat zij met hem heeft gevochten. [slachtoffer] heeft voorts gezegd: 'Ik heb hem daar geraakt', waarbij ze heeft gewezen naar haar kruis.
De ambulanceverpleegkundige heeft geconstateerd dat [slachtoffer] striemen in haar hals had en heeft dit besproken met de politie. [slachtoffer] is vervolgens naar het ziekenhuis vervoerd en daar later die dag weer ontslagen.
Diezelfde dag nog, 26 augustus 2010 om 13.00 uur, heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van poging doodslag/moord, waarbij zij heeft verklaard dat de Duitse jongen haar had vastgepakt, in de bosjes heeft getrokken en haar daar heeft geprobeerd te wurgen, waardoor zij bewusteloos is geraakt. Tevens heeft zij verklaard dat zij pas in de ambulance is bijgekomen en toen voor het eerst haar ogen heeft open gedaan (...).
A. Het horen van [verdachte] als getuige (...) en schending van de Salduz-norm
De Salduz-norm
Op grond van de hiervoor beschreven situatie hoefde de politie [verdachte] ten tijde van en kort na het aantreffen van het meisje in de sloot niet als verdachte van een strafbaar feit aan te merken. [verdachte] maakte zich tegenover de politie herhaaldelijk bekend als hulpverlener (Noodarts). Hoewel op een bepaald moment bij een aantal politiemensen het 'onderbuikgevoel' is ontstaan dat sprake zou kunnen zijn van een strafbaar feit gepleegd jegens [slachtoffer] , dan wel op een zeker moment een dergelijke gedachte in het hoofd van politiemensen opkwam, maakt dat nog niet dat daarmee sprake was van een redelijk vermoeden van schuld jegens [verdachte] .
Gelet op de ter plaatse aangetroffen feitelijke situatie en op de inhoud van de mededelingen die [slachtoffer] in de ambulance omtrent de dader heeft gedaan, is [verdachte] - naar het oordeel van het hof, toen en daar, terecht - door de politie als getuige en niet als verdachte aangemerkt. Sterker nog, het wekt geenszins verbazing dat de politie - nadat het meisje met de ambulance naar het ziekenhuis was vervoerd - [verdachte] heeft willen horen over de situatie waarvan hij op dat moment als enige getuige was geweest.
Gelet op het tijdstip, de locatie en de weersomstandigheden lag het afnemen van een verklaring ter plaatse niet in de rede. Volgens verbalisant [verbalisant 1] was iedereen, zo ook [verdachte] 'zeiknat', want het regende. [verdachte] is vervoer naar het politiebureau geleverd, om aldaar warm te worden, koffie te krijgen en een verklaring af te leggen. Het enkele vervoer naar het politiebureau maakt niet dat hij door de politie als verdachte is beschouwd, zoals de verdediging heeft betoogd.
De omstandigheid dat door de verbalisanten aan [verdachte] bij aanvang van het verhoor het volgende is medegedeeld: 'wij willen graag van u horen wat u zojuist gezien heeft en u hoeft geen vragen te beantwoorden die u verdacht kunnen maken', maakt dit niet anders, nu die mededeling gezien dient te worden als een recht van de getuige op verschoning, indien en voor zover hij zichzelf strafrechtelijk zou belasten.
Het hof volgt de verdediging dan ook niet in haar stelling dat de status - en daarmee de rechten - van [verdachte] gelijk gesteld kon worden met die van een aangehouden verdachte. Dit brengt met zich dat [verdachte] geen aanspraak kan maken op de zogeheten Salduz-norm dat aan een verdachte voorafgaand aan het eerste verhoor het recht op consultatie van een advocaat toekomt, dan wel dat door de politie toegang tot een advocaat dient te worden verschaft. Het feit dat [verdachte] een buitenlander was, maakt dit niet anders.
(...)
Zoals hiervoor opgenomen (...) is het hof van oordeel dat met betrekking tot de getuigenverklaring van verdachte d.d. 26 augustus 2010, de zogeheten Salduz-norm niet is geschonden.
(...)
Nu geen sprake is van vormverzuimen, ziet het hof - anders dan de rechtbank en de verdediging - geen aanleiding om de verklaring van [verdachte] , op 26 augustus 2010 afgelegd als getuige (...), van het bewijs uit te sluiten. Het hof acht de bedoelde getuigenverklaring derhalve op zichzelf bruikbaar voor het bewijs."