ECLI:NL:HR:2016:396

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 maart 2016
Publicatiedatum
11 maart 2016
Zaaknummer
15/00104
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over kennelijk onredelijke opzegging en hoogte vergoeding bij ontslagbescherming oud-lid OR

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 maart 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de kennelijk onredelijke opzegging van een arbeidsovereenkomst. De eiser, vertegenwoordigd door mr. S.F. Sagel, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 16 september 2014 was gewezen. De zaak betrof de hoogte van de vergoeding die aan de eiser toekwam na de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst, waarbij hij als oud-lid van de ondernemingsraad ontslagen was. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak, waaronder een vonnis van de kantonrechter te Helmond van 14 november 2012 en eerdere arresten van het hof van 9 april 2013 en 16 september 2014.

De Hoge Raad heeft de klachten van de eiser in het cassatiemiddel niet gegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de klachten niet tot cassatie konden leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de eiser verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerster zijn begroot op € 841,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak bevestigt de eerdere beslissingen van de lagere rechters en onderstreept de toepassing van artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO).

Uitspraak

11 maart 2016
Eerste Kamer
15/00104
EV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. S.F. Sagel,
t e g e n
[verweerster] ,
gevestigd te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. R.A.A. Duk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerster] .

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 821181/CV EXPL 12-1442 van de kantonrechter te Helmond van 14 november 2012;
b. de arresten in de zaak HD 200.122.103/01 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 9 april 2013 en
16 september 2014.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof van 16 september 2014 heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld.
De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [eiser] mede door mr. R. Van ‘t Wout.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot vernietiging en verwijzing.
De advocaat van [verweerster] heeft bij brief van 31 december 2015 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 841,34 aan verschotten en
€ 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren C.A. Streefkerk, G. Snijders, G. de Groot en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
11 maart 2016.