Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
8 maart 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 maart 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was niet verschenen tijdens de behandeling van zijn strafzaak in hoger beroep, waarop het Hof verstek verleende. Achteraf bleek echter dat de verdachte ten tijde van de behandeling in hoger beroep gedetineerd was in België in verband met een andere zaak. Dit werd aangetoond door een attest van de Belgische Federale Overheidsdienst Justitie, dat aan de schriftuur was gehecht. De Hoge Raad oordeelde dat de beslissing van het Hof om verstek te verlenen onjuist was, omdat de verdachte niet vrijwillig afstand had gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn. De Hoge Raad benadrukte het grote belang van de aanwezigheid van de verdachte bij de behandeling van zijn zaak en besloot dat de zaak terug moest worden verwezen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor een nieuwe behandeling in aanwezigheid van de verdachte. De uitspraak van de Hoge Raad leidde tot de vernietiging van het bestreden arrest en de terugverwijzing van de zaak.