ECLI:NL:HR:2016:388

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 maart 2016
Publicatiedatum
8 maart 2016
Zaaknummer
14/06173
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekverlening en aanwezigheidsrecht in hoger beroep bij gedetineerde verdachte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 maart 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was niet verschenen tijdens de behandeling van zijn strafzaak in hoger beroep, waarop het Hof verstek verleende. Achteraf bleek echter dat de verdachte ten tijde van de behandeling in hoger beroep gedetineerd was in België in verband met een andere zaak. Dit werd aangetoond door een attest van de Belgische Federale Overheidsdienst Justitie, dat aan de schriftuur was gehecht. De Hoge Raad oordeelde dat de beslissing van het Hof om verstek te verlenen onjuist was, omdat de verdachte niet vrijwillig afstand had gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn. De Hoge Raad benadrukte het grote belang van de aanwezigheid van de verdachte bij de behandeling van zijn zaak en besloot dat de zaak terug moest worden verwezen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor een nieuwe behandeling in aanwezigheid van de verdachte. De uitspraak van de Hoge Raad leidde tot de vernietiging van het bestreden arrest en de terugverwijzing van de zaak.

Uitspraak

8 maart 2016
Strafkamer
nr. S 14/06173
SB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 5 december 2014, nummer 20/003566-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft I.T.H.L. van de Bergh, advocaat te Maastricht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel strekt ten betoge dat het Hof ten onrechte verstek heeft verleend tegen de niet verschenen verdachte aangezien deze ten tijde van de behandeling van zijn zaak ter terechtzitting in hoger beroep uit anderen hoofde was gedetineerd en hij niet vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn.
2.2.1.
Bij de op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken bevinden zich:
(i) een akte van uitreiking - gehecht aan het dubbel van de dagvaarding om te verschijnen op de terechtzitting in hoger beroep van 21 november 2014 - inhoudende dat die dagvaarding op 10 oktober 2014 aan de verdachte in persoon is uitgereikt;
(ii) het proces-verbaal van voormelde terechtzitting inhoudende dat aldaar de verdachte niet is verschenen, dat tegen hem verstek is verleend en dat het onderzoek is gesloten.
2.2.2.
In cassatie is - door middel van aanhechting aan de schriftuur - een "attest van gevangenschap - vrijstelling" overgelegd van de Belgische Federale Overheidsdienst Justitie. Uit dit stuk blijkt dat de verdachte van 13 november 2014 21:18 uur tot 4 juni 2015 13:48 uur was gedetineerd in de Strafinrichting te Hasselt (België).
2.3.
Uitgangspunt is dat indien de dagvaarding van een verdachte die is ingeschreven in de BRP, rechtsgeldig is betekend en de verdachte noch een bepaaldelijk gevolmachtigd raadsman op de terechtzitting is verschenen, de rechter - behoudens duidelijke aanwijzingen van het tegendeel - kan uitgaan van het vermoeden dat de verdachte vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht. Nochtans bestaat de mogelijkheid dat achteraf moet worden vastgesteld dat aan het recht van de verdachte om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht, is tekortgedaan. Dit kan zich voordoen indien de verdachte, zoals naar moet worden aangenomen hier het geval is geweest, ten tijde van de behandeling van zijn zaak in verband met een andere strafzaak was gedetineerd zonder dat dit de rechter bekend was.
2.4.
Uit het hiervoor onder 2.2.2 vermelde stuk - aan de herkomst en betrouwbaarheid waarvan in redelijkheid niet behoeft te worden getwijfeld - moet worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van de behandeling van zijn strafzaak in hoger beroep in verband met een andere zaak in België was gedetineerd, zodat de beslissing van het Hof om tegen de verdachte verstek te verlenen en het onderzoek ter terechtzitting voort te zetten, achteraf bezien onjuist was. Gelet op het grote belang van de verdachte om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn brengt het vorenoverwogene mee dat de verdachte de mogelijkheid dient te hebben om zijn zaak alsnog in hoger beroep in zijn tegenwoordigheid te doen behandelen. Dit leidt ertoe dat het bestreden arrest moet worden vernietigd en dat de zaak moet worden teruggewezen opdat deze opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2.5.
Het middel is dus terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
8 maart 2016.