De Rechtbank heeft verlof verleend tot tenuitvoerlegging van een beslissing van het Hof van Beroep van Regio Calabria van 15 november 2013 (hierna: de Italiaanse beslissing) voor zover dit betreft de confiscatie en verbeurdverklaring van het onder de veroordeelde inbeslaggenomen geldbedrag van € 402.340,-. De bestreden uitspraak houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"Procesgang
Op 26 mei 2004 is de veroordeelde in Amsterdam aangehouden als verdachte van overtreding van artikel 2 jo. artikel 10 van de Opiumwet. Bij de veroordeelde is daarbij een geldbedrag van € 402.340,- aangetroffen en in beslag genomen. Bij vonnis van 25 november 2004 heeft de rechtbank Amsterdam de veroordeelde vrijgesproken van het witwassen van het bij hem aangetroffen geldbedrag en is de teruggave van het in beslag genomen geldbedrag gelast.
Op 29 oktober 2008 is de veroordeelde door de rechtbank van Reggio Calabria veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar wegens deelname aan een criminele organisatie met als oogmerk internationale drugshandel en voor internationale handel in en het bezit van cocaïne. Bij hetzelfde vonnis is de veroordeelde vrijgesproken terzake van het witwassen van het in Nederland aangetroffen geldbedrag. Het Hof van Beroep van Reggio Calabria heeft het vonnis op 21 juli 2010 bekrachtigd.
Bij beslissing van 13 juli 2009 heeft de rechtbank van Reggio Calabria een bevel tot (conservatoire) inbeslagname van het zich in Nederland bevindende bedrag gegeven, zulks op de voet van de Italiaanse Wet 575/1965. De substituut-officier van justitie bij die rechtbank heeft de Nederlandse autoriteiten bij rechtshulpverzoek van 16 juli 2009 verzocht de beslissing van 13 juli 2009 ten uitvoer te leggen. Ter uitvoering van dat verzoek heeft de officier van justitie bij het Landelijk Parket op 30 september 2009 - na daartoe verkregen machtiging van de rechter-commissaris - conservatoir beslag gelegd op het geldbedrag. Tegen dit beslag heeft de veroordeelde een klaagschrift ingediend, dat op 3 mei 2012 door de rechtbank Rotterdam ongegrond is verklaard. Bij arrest van 3 september 2013 heeft de Hoge Raad het beroep van de veroordeelde tegen de beschikking van de rechtbank ongegrond verklaard.
Op 25 februari 2010 heeft de rechtbank van Reggio Calabria de confiscatie bevolen van de zich in Nederland bevindende, eerder onder de verdachte inbeslaggenomen € 402.340,-.
Bij beslissing van 15 november 2013, welke op 20 februari 2014 onherroepelijk is geworden, heeft het Hof van Beroep van Reggio Calabria het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
De officier van justitie heeft bij schriftelijke vordering d.d. 12 januari 2015, ter griffie ontvangen op 12 juni 2015, gevorderd dat de rechtbank verlof verleent tot tenuitvoerlegging in Nederland van de door het Hof van Beroep van Reggio Calabria opgelegde confiscatie van de in Nederland bevindende € 402.340,-, ter zitting vermeerderd met de opgebouwde rente tot 2 juli 2015.
(...)
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen c.q. het verlof tot tenuitvoerlegging dient te worden geweigerd, nu er sprake is van in de WOTS en het Verdrag opgenomen weigeringsgronden.
(...)
Ten tweede is sprake van strijd met het ne bis in idem-beginsel. De veroordeelde is zowel door de Nederlandse, als de Italiaanse rechter vrijgesproken van witwassen. Nu de veroordeelde in Italië (opnieuw) is vervolgd en veroordeeld voor drugsgerelateerde feiten en hierbij expliciet is geoordeeld dat het eerder in Nederland onder de veroordeelde aangetroffen geldbedrag van € 402.340,- verband houdt met opbrengsten uit drugshandel, is er sprake van schending van artikel 7 WOTS en artikel 68 Sr.
Beoordeling
(...)
Ne bis in idem
Vastgesteld wordt dat de veroordeelde op 25 november 2004 door de rechtbank Amsterdam is vrijgesproken van het witwassen van de bij hem aangetroffen € 402.340,-. Op 29 oktober 2008 is de veroordeelde door de rechtbank van Reggio Calabria veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens deelname aan een criminele organisatie met als oogmerk internationale drugshandel en voor internationale handel in en het bezit van cocaïne. Bij ditzelfde vonnis is de veroordeelde vrijgesproken terzake van het witwassen van de in Nederland aangetroffen € 402.340,-. Het Hof van Beroep van Reggio Calabria heeft het vonnis van de rechtbank op 21 juli 2010 bekrachtigd. Op 15 november 2013 heeft het Hof van Beroep van Reggio Calabria de door de rechtbank opgelegde confiscatie (de rechtbank begrijpt: de verbeurdverklaring) van de € 402.340,- bekrachtigd. Op basis van de stukken in het dossier kan worden afgeleid dat met 'confiscatie' een verbeurdverklaring wordt bedoeld, zulks temeer daar noch in het voornoemde Italiaanse vonnis, noch in de overige stukken aan de vaststelling van dit bedrag enige berekening ten grondslag is gelegd, gelijk dit bij wederrechtelijk verkregen voordeel aan de orde is.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat er geen sprake is van schending van artikel 7 WOTS of artikel 68 Sr. De veroordeelde is in Nederland vrijgesproken van witwassen, maar hij is in Italië veroordeeld terzake van deelname aan een criminele organisatie met als oogmerk internationale drugshandel en terzake van internationale handel in en het bezit van cocaïne. Niet gesteld kan worden dat dit dezelfde feiten betreffen in de zin van artikel 68 Sr.
Voorts is alleen in Italië de 'confiscatie' - welke de rechtbank verstaat als verbeurdverklaring zulks mede gezien de inhoud van art 33a Sr - uitgesproken van de onder de verdachte aangetroffen € 402.340,-. Gelet op de beslissing van het Hof van Beroep van Reggio Calabria, ziet deze verbeurdverklaring onmiskenbaar op geld dat door de verdachte is verdiend door zijn deelname aan de criminele organisatie. De rechtbank verwijst in dit verband (onder andere) naar de volgende overweging in de voormelde beslissing:
'De onderzoeken hebben aangetoond dat, hoewel [veroordeelde] de eigenaar van de firma [A] was, hij die bedragen nooit kunnen had sparen met zijn verdiensten. Men moet nog benadrukken dat die som in beslag werd genomen terwijl de criminele activiteiten van de vereniging waaraan [veroordeelde] behoorde aktief waren; dat de inbeslagname in Nederland is opgetreden, namelijk in één van de gebieden waarop die vereniging de drugs inkoopt.
(...) De detentie van de som werd vastgesteld in Nederland, in het land waar de vereniging de drug aankoopt'
Zowel in materiële, als in formele zin is dan ook geen sprake van schending van artikel 68 Sr of artikel 7 WOTS, waarbij eveneens wordt overwogen dat de verbeurdverklaring is uitgesproken in Italië en daarvan executie wordt verlangd in Nederland, hetgeen niet een dubbele vervolging in de zin van voornoemde artikelen oplevert. De verweren van de raadsvrouw worden dan ook verworpen.
Gelet op het vorenstaande kan de raadsvrouw evenmin worden gevolgd in haar stelling dat sprake is van schending van de artikelen 47 en 48 van het EU Handvest en artikel 6, tweede lid van het EVRM.
Ten slotte ziet de rechtbank, gezien de hiervoor gegeven beoordeling van de door de raadsvrouw gevoerde verweren, geen aanleiding om prejudiciële vragen te stellen aan het Europese Hof van Justitie."