Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
8 maart 2016.
Hoge Raad
Op 8 maart 2016 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, gedateerd 30 oktober 2014. Het betreft de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1985. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat G.G.J. Knoops uit Amsterdam. In de schriftuur zijn middelen van cassatie voorgesteld, welke aan het arrest zijn gehecht.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Volgens artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) behoeft dit geen nadere motivering, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. De uitspraak is gedaan door vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in aanwezigheid van waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.