ECLI:NL:HR:2016:3420

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 december 2016
Publicatiedatum
8 maart 2017
Zaaknummer
16/01397
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen arrest Gerechtshof 's-Hertogenbosch inzake diefstal met pinpas

Op 20 december 2016 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 16 december 2015. De zaak betreft een verdachte die in cassatie is gegaan tegen een veroordeling voor diefstal met een pinpas. De verdachte, bijgestaan door advocaat J.Y. Taekema, heeft aangevoerd dat hij met toestemming van de pashouder geld heeft gepind en derhalve niet kan worden veroordeeld voor diefstal. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van de verdachte geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. De Hoge Raad oordeelde dat de verdachte klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep en dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Daarom heeft de Hoge Raad het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door vice-president W.A.M. van Schendel, samen met raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van waarnemend griffier L. Nuy.

Uitspraak

20 december 2016
Strafkamer
nr. S 16/01397
CB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 16 december 2015, nummer 20/002072-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.Y. Taekema, advocaat te 's-Gravenhage, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier L. Nuy, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
20 december 2016.
SCHRIFTUUR VAN CASSATIEin de strafzaak tegen [verdachte], geboren [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] - hierna requirant - tegen een hem betreffend arrest van het gerechtshof Den Bosch van 16 december 2015. Requirant wordt in deze procedure bijgestaan door zijn advocaat mr. J.Y. Taekema, kantoorhoudende aan de Prins Mauritslaan 94, 2582 LW te Den Haag, aan welk adres requirant voor deze procedure woonplaats kiest.
Inleiding:
Requirant persisteert bij zijn standpunt dat hij wel gepind heeft op verzoek van de pashouder, en derhalve hij niets heeft weggenomen ter wederrechtelijke toe-eigening. Indien dat juist is behoort hij niet te worden veroordeeld voor hetgeen hem ten laste werd gelegd.
Middel I
Het recht is geschonden en/of er zijn vormen verzuimd waarvan niet naleving nietigheid met zich brengt. In het bijzonder werden de artt. 6 EVRM en de artt. 338, 350, 359, tweede en derde lid Sv jo. 415 Sv geschonden, althans is het arrest niet naar de eisen der wet gemotiveerd, waardoor het niet - althans niet zonder meer - begrijpelijk is. Het bewijs is onvoldoende redengevend voor de bewezenverklaring van "met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen" en/ of het gevoerde verweer werd niet op goede gronden verworpen. Requirant heeft bij monde van zijn raadsman in hoger beroep onder meer - kort samengevat - aangevoerd dat hij met toestemming en op uitdrukkelijk verzoek van [betrokkene] geld heeft gepind. Uit bewijsmiddel 1. volgt onder meer dat aangever € 490,-- heeft gepind en dit geld uit de automaat heeft gepakt en meteen aan [verdachte] heeft gegeven. [verdachte] heeft het geld aangepakt. [verdachte] gaf hem € 120,- terug. Ook op andere dagen zou zijn gepind. Het hof leunt bij de verwerping van het verweer zwaar op dit bewijsmiddel 1. Echter redengevend voor de bewezenverklaarde diefstal kan deze verklaring van aangever niet zijn, nu in die situatie geen sprake is van wegnemen, maar overhandigen of afgifte van het bedrag. De bewezenverklaring en de verwerping van het verweer zijn niet - althans niet zonder meer - begrijpelijk.
Toelichting:
Sinds lang bestaat een belangrijk verschil tussen de bestanddelen wegnemen en afgifte. De situatie als beschreven in bewijsmiddel 1. biedt steun aan de aannemelijkheid van een afspraak tussen aangever en requirant over het pinnen van een geldbedrag. De inhoud van bewijsmiddel 1. maakt de tenlastegelegde diefstal niet zonder meer bewezen. De verklaring van aangever roept vragen op in het licht van hetgeen requirant heeft aangevoerd. De verwerping van het verweer is hierdoor niet zonder meer begrijpelijk. Requirant zou volgens het hof hebben verklaard dat hij alle vier de keren alleen is wezen pinnen met de pas van [betrokkene]. Dat zou steun bieden aan de verklaring van [betrokkene]. Echter uit bewijsmiddel 7. volgt dat requirant heeft verklaard over één overboeking van de spaarrekening naar de betaalrekening en drie opnamen. De volgorde en de hoogte van de bedragen van die opnamen kloppen met de weergave in bewijsmiddel 2. De opname van het bedrag van € 490,00 valt buiten de verklaring van requirant. Die opname door [betrokkene] zelf en de overboeking vanaf zijn spaarrekening van 6 november 2012 vallen echter wel binnen de bewezenverklaring van het hof. Het arrest is daardoor niet - althans niet zonder meer - begrijpelijk gemotiveerd en de verwerping van het verweer evenmin.
Het arrest kan niet in stand blijven.
Redenen waarom requirant Uw Raad verzoekt het arrest te vernietigen en strafzaak te verwijzen naar een ander hof om aldaar opnieuw te worden berecht en afgedaan.