Uitspraak
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
26 februari 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 februari 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J.Ph. Dietz de Loos. De zaak betreft een beroep op de hardheidsclausule in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP). Verzoeker had eerder een vonnis van de rechtbank Gelderland en een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden aangevochten. De Hoge Raad verwijst naar deze eerdere uitspraken en stelt vast dat de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, niet kunnen leiden tot cassatie. Dit is in lijn met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven als de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt derhalve het beroep van verzoeker, waarmee de eerdere uitspraken in stand blijven. De uitspraak is openbaar gedaan door raadsheer G. de Groot.