SCHRIFTUUR HOUDENDE MIDDELEN VAN CASSATIE Zaaknummer: S 15/04121
Parketnummer: 24/002805-10
Namens verzoeker, [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968, draag ik het volgende middel voor tegen het arrest van het Gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, locatie Leeuwarden, uitgesproken op 11 augustus 2015 onder parketnummer 24/002805-10.
waarbij verzoeker terzake besturen van auto onder invloed van alcohol (art. 8, lid 2 onder a WVW) is veroordeeld tot een geldboete van E900,00 en de ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van een motorvoertuig voor de duur van negen maanden.
Middel - weigering horen getuigen
Er is sprake van schending van recht en/ of verzuim van vormen zoals bedoeld in art. 79 RO.
Verzoeker is van mening dat ten onrechte tot het horen van twee getuigen is geweigerd, waarbij sprake is van schending van het noodzakelijkheidscriterium, art 315 jo art 328 jo 415 Sv en art. 418 lid 3 Sv (HR 19-06-2007, LJN AZ1702).
Toelichting
De raadsman van verzoeker heeft terechtzitting in hoger beroep d.d. 28 juli 2015 verzocht tot het horen van de twee getuigen [getuige 1] en [getuige 2].
In zijn arrest oordeelt het Hof:
“De verzoeken moeten worden beoordeeld aan de hand van het noodzakelijkheidscriterium. Het is niet zo dat pas in maart blijkt dat de Poolse getuigen een ander standpunt innemen dan in hun eerdere schriftelijke verklaringen. Uit de verhoren die in oktober 2013 zijn afgenomen en waarvan de verdediging in juni 2014 kennis heeft kunnen nemen, bleek dat er sterke aanwijzingen waren dat zij een ander standpunt innemen. De verzoeken hadden veel eerder gedaan kunnen worden, en worden daarom afgewezen. Een zaak moet een keer tot een afronding komen.”
Verzoeker heeft een te respecteren belang bij het horen van de getuigen, nu de Poolse getuigen en verzoeker lijnrecht tegenover elkaar verklaren. De verzochte getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hadden de verklaring van verzoeker kunnen staven.
Het hof heeft in deze zaak een verkeerde maatstaf gehanteerd nu in HR 19-06-2007, LJN AZ1702) is overwogen (r.o. 3.2.5) dat de niet tijdig bij schriftuur ex art. 414 Sv opgegeven getuigen kan worden geweigerd, indien het horen ter terechtzitting van de opgegeven getuige redelijkerwijs niet noodzakelijk is te achten.
Het hof lijkt echter als maatstaf te handteren dat “de zaak een keer tot een afronding moet komen”. Dit is een onjuiste maatstaf, vide HR 20 maart 2007, NJ 2007, 183.
De beslissing van het hof is derhalve onjuist, althans niet zonder meer begrijpelijk.
Op grond van voorgaand middel is verzoeker van mening dat het arrest van het Gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, locatie Leeuwarden, voor vernietiging en verwijzing dan wel terugwijzing in aanmerking komt.