ECLI:NL:HR:2016:3404

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 december 2016
Publicatiedatum
6 maart 2017
Zaaknummer
15/04121
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep in strafzaak tegen verdachte wegens rijden onder invloed

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 december 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 11 augustus 2015 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1968, was eerder veroordeeld tot een geldboete van €900,00 en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van een motorvoertuig voor de duur van negen maanden wegens het besturen van een auto onder invloed van alcohol. De verdachte heeft cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat V.C. van der Velde, die een schriftuur heeft ingediend. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat de klachten die in de cassatie zijn aangevoerd geen behandeling rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op de overweging dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het beroep, dan wel dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard, in overeenstemming met artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan in aanwezigheid van de waarnemend griffier L. Nuy en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

20 december 2016
Strafkamer
nr. S 15/04121
NA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 11 augustus 2015, nummer 24/002805-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft V.C. van der Velde, advocaat te Almere, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier L. Nuy, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
20 december 2016.
SCHRIFTUUR HOUDENDE MIDDELEN VAN CASSATIE Zaaknummer: S 15/04121
Parketnummer: 24/002805-10
Namens verzoeker, [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968, draag ik het volgende middel voor tegen het arrest van het Gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, locatie Leeuwarden, uitgesproken op 11 augustus 2015 onder parketnummer 24/002805-10.
waarbij verzoeker terzake besturen van auto onder invloed van alcohol (art. 8, lid 2 onder a WVW) is veroordeeld tot een geldboete van E900,00 en de ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van een motorvoertuig voor de duur van negen maanden.
Middel - weigering horen getuigen
Er is sprake van schending van recht en/ of verzuim van vormen zoals bedoeld in art. 79 RO.
Verzoeker is van mening dat ten onrechte tot het horen van twee getuigen is geweigerd, waarbij sprake is van schending van het noodzakelijkheidscriterium, art 315 jo art 328 jo 415 Sv en art. 418 lid 3 Sv (HR 19-06-2007, LJN AZ1702).
Toelichting
De raadsman van verzoeker heeft terechtzitting in hoger beroep d.d. 28 juli 2015 verzocht tot het horen van de twee getuigen [getuige 1] en [getuige 2].
In zijn arrest oordeelt het Hof:
“De verzoeken moeten worden beoordeeld aan de hand van het noodzakelijkheidscriterium. Het is niet zo dat pas in maart blijkt dat de Poolse getuigen een ander standpunt innemen dan in hun eerdere schriftelijke verklaringen. Uit de verhoren die in oktober 2013 zijn afgenomen en waarvan de verdediging in juni 2014 kennis heeft kunnen nemen, bleek dat er sterke aanwijzingen waren dat zij een ander standpunt innemen. De verzoeken hadden veel eerder gedaan kunnen worden, en worden daarom afgewezen. Een zaak moet een keer tot een afronding komen.”
Verzoeker heeft een te respecteren belang bij het horen van de getuigen, nu de Poolse getuigen en verzoeker lijnrecht tegenover elkaar verklaren. De verzochte getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hadden de verklaring van verzoeker kunnen staven.
Het hof heeft in deze zaak een verkeerde maatstaf gehanteerd nu in HR 19-06-2007, LJN AZ1702) is overwogen (r.o. 3.2.5) dat de niet tijdig bij schriftuur ex art. 414 Sv opgegeven getuigen kan worden geweigerd, indien het horen ter terechtzitting van de opgegeven getuige redelijkerwijs niet noodzakelijk is te achten.
Het hof lijkt echter als maatstaf te handteren dat “de zaak een keer tot een afronding moet komen”. Dit is een onjuiste maatstaf, vide HR 20 maart 2007, NJ 2007, 183.
De beslissing van het hof is derhalve onjuist, althans niet zonder meer begrijpelijk.
Op grond van voorgaand middel is verzoeker van mening dat het arrest van het Gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, locatie Leeuwarden, voor vernietiging en verwijzing dan wel terugwijzing in aanmerking komt.