ECLI:NL:HR:2016:3389

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 december 2016
Publicatiedatum
3 maart 2017
Zaaknummer
16/00440
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep in strafzaak tegen schoorsteenveger

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 december 2016 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 7 januari 2016. De verdachte, een schoorsteenveger, had beroep in cassatie ingesteld via zijn advocaat H. Oldenhof. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit was het geval omdat de partij die het cassatieberoep had ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het beroep, of omdat de klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard, op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie, en gehoord de Procureur-Generaal.

De zaak betreft een strafzaak waarin de verdachte was veroordeeld door de Rechtbank en het Gerechtshof. De verdediging voerde aan dat er geen sprake was van oplichting, omdat de verdachte werkzaamheden had verricht voor de aangevers. De Hoge Raad oordeelde dat de argumenten van de verdediging niet voldoende waren om het cassatieberoep te rechtvaardigen. De Hoge Raad heeft het arrest van het Gerechtshof bevestigd en het cassatieberoep verworpen, waarbij de beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier S.P. Bakker.

Uitspraak

13 december 2016
Strafkamer
nr. S 16/00440
SG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 7 januari 2016, nummer 22/001480-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft H. Oldenhof, advocaat te 's-Gravenhage, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M.J. Borgers, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
13 december 2016.
CASSATIESCHRIFTUUR
AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN TE ‘s-GRAVENHAGE
GEEFT EERBIEDIG TE KENNEN:
[verdachte], wonende te [woonplaats], requirant in cassatie, te dezer zake woonplaats kiezende te ’s-Gravenhage aan het adres Buitenhof 24, ten kantore van mr. H. Oldenhof, advocaat bij de Hoge Raad der Nederlanden, die daartoe bepaaldelijk gemachtigd is, als zodanig voor requirant optreedt en namens hem dit cassatieschriftuur ondertekent.
Draagt het volgende middel aan tegen een hem treffend arrest van het Gerechtshof Den Haag d.d. 7 januari 2016, parketnummer 22/001480-15.
Middel I
Er is sprake van schending van het recht en/of verzuim van vormen, waarvan de niet- inachtneming met nietigheid is bedreigd of zodanige nietigheid voortvloeit uit de aard van de niet in acht genomen vorm.
Toelichting
De Rechtbank heeft het verweer van de raadsvrouw dat er geen sprake was van oplichting, daar requirant schoorsteenveger van beroep is en werkzaamheden heeft verricht verworpen. De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Hof niet gebracht tot andere beschouwingen en beslissingen en het Hof bevestigt het vonnis waarvan beroep.
Het middel richt zich daartegen.
Toelichting:
De verdediging heeft aangevoerd dat er geen sprake was van oplichting, daar requirant van beroep schoorsteenveger is en werkzaamheden heeft verricht voor de aangevers. Uit het dossier volgt geen bewijs dat requirant de overeengekomen werkzaamheden in het geheel niet heeft uitgevoerd. Mogelijk zijn de door requirant verrichtte werkzaamheden niet goed (genoeg) uitgevoerd, maar dit levert naar de mening van requirant wanprestatie op en niet oplichting.
Requirant meent dat de Rechtbank en het hof het gevoerde verweer onvoldoende gemotiveerd hebben verworpen, althans zonder nadere toelichting is het oordeel van het Hof onbegrijpelijk.
MITSDIEN:
Het is op deze gronden waarom requirant Uw Hoge Raad eerbiedig verzoekt het arrest van het Gerechtshof Den Haag d.d. 7 januari 2016 te vernietigen met zodanig uitspraak zoals het Uw Hoge Raad moge behagen, kosten rechtens.