ECLI:NL:HR:2016:338

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 februari 2016
Publicatiedatum
25 februari 2016
Zaaknummer
15/00193
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Letselschade na verkeersongeval; Omvang arbeidsvermogensschade van ondernemer

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 februari 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiseres] tegen Amlin Corporate Insurance N.V., thans Amlin Europe. De zaak betreft letselschade na een verkeersongeval en de omvang van de arbeidsvermogensschade van een ondernemer. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Breda en een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De advocaat-generaal J. Spier heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiseres] zolang er geen schriftelijke rechterlijke beslissing is die tussentijds cassatieberoep mogelijk maakt. De Hoge Raad heeft de klachten in de middelen van [eiseres] niet gegrond bevonden en heeft het beroep verworpen. Tevens is [eiseres] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Amlin zijn begroot op € 6.467,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

26 februari 2016
Eerste Kamer
15/00193
LZ/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. M.E. Franke,
t e g e n
AMLIN CORPORATE INSURANCE N.V., thans geheten Amlin Europe,
gevestigd te Amstelveen,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaten: mr. R.P.J.L. Tjittes en mr. L. van den Eshof.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en Amlin.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 132551/HA ZA 04-786 van de rechtbank Breda van 15 september 2004, 22 februari 2006, 28 juni 2006, 27 mei 2009, 29 juli 2009, 21 oktober 2009 en 4 april 2012;
b. het arrest in de zaak HD 200.113.730/01 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 12 augustus 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Amlin heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiseres] zolang geen op schrift gestelde rechterlijke beslissing waarbij tussentijds cassatieberoep wordt opengesteld voorhanden is; wanneer zo'n beslissing alsnog wordt afgegeven tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 27 november 2015 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van de middelen

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Amlin begroot op € 6.467,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, G. de Groot en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
26 februari 2016.