ECLI:NL:HR:2016:337

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 februari 2016
Publicatiedatum
25 februari 2016
Zaaknummer
15/00072
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over aansprakelijkheid en klachttermijn in aanneming van werk

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 februari 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiseres] tegen het arrest van het gerechtshof Den Haag van 16 september 2014. De zaak betreft een geschil over de aansprakelijkheid in het kader van een aanneming van werk en de aanvang van de klachttermijn zoals geregeld in artikel 6:89 van het Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Den Haag en arresten van het gerechtshof, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak.

De Hoge Raad heeft de klachten van [eiseres] in het cassatiemiddel niet gegrond verklaard. De klachten konden niet tot cassatie leiden, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de eerdere uitspraak van het gerechtshof heeft bekrachtigd.

In de uitspraak heeft de Hoge Raad ook de proceskosten aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op een totaal van € 8.667,34, bestaande uit verschotten en salaris. De uitspraak benadrukt het belang van de klachttermijn en de aansprakelijkheid voor hulppersonen, zoals geregeld in de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek.

Uitspraak

26 februari 2016
Eerste Kamer
15/00072
LZ/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. B.T.M. van der Wiel,
t e g e n
1. [verweerster 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. [verweerder 2] en
3. [verweerster 3],
beiden wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaten: mr. D.M. de Knijff en mr. M.S. van der Keur.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerder] c.s.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak C/09/432965/HA ZA 12/1441 van de rechtbank Den Haag van 20 maart 2013 en 30 oktober 2013;
b. de arresten in de zaak 200.141.625/01 van het gerechtshof Den Haag van 18 maart 2014 en 16 september 2014.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof van 16 september 2014 heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerder] c.s. hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [eiseres] mede door mr. L.V. van Gardingen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 18 december 2015 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op € 6.467,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, M.V. Polak en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
26 februari 2016.