ECLI:NL:HR:2016:3359

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 december 2016
Publicatiedatum
21 februari 2017
Zaaknummer
15/05735
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep in strafzaak tegen verdachte wegens overtreding Wegenverkeerswet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 december 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 23 november 2015 was gewezen. De verdachte, geboren in 1988, was in hoger beroep veroordeeld tot een geldboete van €250,00 wegens overtreding van artikel 165 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte heeft cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat V.C. van der Velde. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van de verdachte geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit was gebaseerd op het feit dat de verdachte klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het cassatieberoep, of dat de klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard, zoals bepaald in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft in zijn beslissing ook de argumenten van de verdachte overwogen, die aanvoerde dat hij ten tijde van het vermeende misdrijf geen feitelijke bestuurder was van de auto en dat hij door een ernstige ziekte niet in staat was om te rijden. De verdachte had de naam van de werkelijke bestuurder doorgegeven aan de politie, maar het Gerechtshof had op onjuiste gronden geen gehoor gegeven aan zijn beroep op de strafuitsluitingsgrond van artikel 165 lid 2 WVW 1994. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat de aangevoerde klachten niet voldoende waren om het cassatieberoep te rechtvaardigen, en heeft de zaak derhalve niet in behandeling genomen.

Uitspraak

13 december 2016
Strafkamer
nr. S 15/05735
DFL
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 23 november 2015, nummer 21/006068-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft V.C. van der Velde, advocaat te Almere, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
13 december 2016.
SCHRIFTUUR HOUDENDE MIDDELEN VAN CASSATIEZaaknummer: S 15/05735
Parketnummer: 21/006068-13
Namens verzoeker, [verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988, draag ik het volgende middel voor tegen het arrest van het Gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, locatie Arnhem uitgesproken op 23 november 2015 onder parketnummer 21/006068-13
waarbij verzoeker terzake overtreding art. 165 WVW is veroordeeld tot een geldboete van E250,00.
Middel
Er is sprake van schending van recht en/of verzuim van vormen zoals bedoeld in art. 79 RO, in het bijzonder art. 359 lid 3jo art. 415 Wetboek van Strafvordering jo art. 165 lid 2 Wegenverkeerswet 1994.
Het Gerechtshof heeft op onjuiste en/of ontoereikende gronden geen gehoor gegeven aan een beroep op de strafuitsluitingsgrond van art. 165 lid 2 WVW 1994.
Toelichting
Buiten discussie staat dat verzoeker ten tijde van de geconstateerde misdrijf geen feitelijke bestuurder was van de personenauto in kwestie. Door een zeer ernstige ziekte was verzoeker niet in staat om een personenauto te besturen. Verzoeker heeft voorts aangegeven welke persoon wel de beschikking had over de personenauto die nog wel op zijn naam stond geregistreerd. Deze persoon heeft telefonisch laten weten aan de politie dat hij echter niet heeft gereden op het tijdstip van het geconstateerde misdrijf. Nu de daadwerkelijke bestuurder onbekend is gebleven wordt verzoeker als kentekenhouder ex art. 165 lid 1 WVW 1994 veroordeeld.
Verzoeker heeft echter een beroep gedaan op lid 2 van voornoemd artikel. Verzoeker kan zoals bepleit redelijkerwijs geen verwijt worden gemaakt. Immers heeft hij de naam van de bezitter van de personenauto gegeven en ook aangifte gedaan bij de politie. Mede gelet op de omstandigheid dat verzoeker zeer ernstig ziek was ten tijde van het vermeend feit dient een beroep op lid niet zonder meer te worden afgewezen.
Gelet op het gevoerde verweer had ontslag van rechtsvervolging moeten volgen.
De beslissing van het hof op dit punt is derhalve onjuist, althans onvoldoende gemotiveerd, althans niet zonder meer begrijpelijk.
Op grond van voorgaand middel is verzoeker van mening dat het arrest van het Gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, locatie Arnhem, voor vernietiging en verwijzing danwel terugwijzing in aanmerking komt.