Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
23 februari 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 8 mei 2014. De zaak betreft de vraag of klachten die na afloop van de zestig-dagentermijn schriftelijk zijn toegelicht, kunnen worden aangemerkt als cassatiemiddelen in de zin der wet. De advocaat van de verdachte, J.S. Nan, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die schriftelijk zijn toegelicht. De Advocaat-Generaal, F.W. Bleichrodt, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep op 23 februari 2016 verworpen, en het arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, in bijzijn van de griffier.