Uitspraak
1.Geding in cassatie
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
23 februari 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van de verdachte in het beroep in cassatie. De verdachte, geboren in 1991, heeft beroep ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 6 november 2014. Het beroep is ingesteld zonder dat er middelen van cassatie zijn voorgesteld door een raadsman. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep. De Hoge Raad heeft beoordeeld of de verdachte ontvankelijk is in het beroep. Aangezien de verdachte niet binnen de wettelijke termijn een schriftuur met middelen van cassatie heeft ingediend, is niet voldaan aan het voorschrift van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor kan de verdachte niet in het beroep worden ontvangen. De Hoge Raad heeft op 23 februari 2016 geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het beroep.