Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
23 februari 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de geldigheid van de betekening van de appeldagvaarding aan de verdachte. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit een eerdere uitspraak (ECLI:NL:HR:2002:AD5163) en beoordeelt of de appeldagvaarding rechtsgeldig is betekend. De verdachte was ten tijde van het instellen van het hoger beroep ingeschreven op een adres dat in de appelakte was opgegeven. Later heeft de verdachte zich op een ander adres ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP). Bij de uitreiking van de appeldagvaarding was de verdachte niet meer ingeschreven op het oorspronkelijke adres, maar op het nieuwe adres. De appeldagvaarding is op het nieuwe adres uitgereikt aan een persoon die bereid was de brief in ontvangst te nemen en aan de verdachte door te geven. Het Hof heeft geoordeeld dat het nieuwe adres de feitelijke woon- of verblijfplaats van de verdachte was, en dat het oorspronkelijke adres in de appelakte achterhaald was. De Hoge Raad oordeelt dat dit oordeel niet onbegrijpelijk is en verwerpt het beroep in cassatie.