ECLI:NL:HR:2016:300

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 februari 2016
Publicatiedatum
23 februari 2016
Zaaknummer
14/02726
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag inzake ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit valse huurcontracten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 februari 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof Den Haag. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel door de betrokkene, die was veroordeeld voor het voorhanden hebben van valse huurcontracten. Het Gerechtshof had geoordeeld dat de betrokkene uit deze valse huurcontracten financieel voordeel had verkregen, maar de Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof niet begrijpelijk was zonder nadere motivering. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Gerechtshof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling.

De betrokkene was in cassatie gegaan tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 12 mei 2014, waarin de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel was vastgesteld. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Gerechtshof. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onvoldoende had gemotiveerd waarom de huuropbrengsten uit de valse huurcontracten als wederrechtelijk verkregen voordeel konden worden aangemerkt. Dit leidde tot de conclusie dat de bestreden uitspraak niet in stand kon blijven.

De zaak is van belang voor de rechtsontwikkeling rondom de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel en de vereisten voor de motivering van dergelijke uitspraken door de hogere rechters. De Hoge Raad benadrukt het belang van een duidelijke en begrijpelijke motivering bij het vaststellen van wederrechtelijk verkregen voordeel, vooral in gevallen waar de feiten complex zijn en de bewijsvoering omstreden is.

Uitspraak

23 februari 2016
Strafkamer
nr. S 14/02726 P
IF/SG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 12 mei 2014, nummer 22/002981-10, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft M.C. van der Want, advocaat te Middelburg, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag, teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt over het oordeel van het Hof dat de huuropbrengsten kunnen worden aangemerkt als wederrechtelijk verkregen voordeel.
2.2.1.
In de hoofdzaak is de betrokkene veroordeeld - voor zover hier van belang - ter zake van 'opzettelijk een vals geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht voorhanden hebben, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd'. Het gaat om het voorhanden hebben van valse huurcontracten. Het Hof heeft geoordeeld dat de betrokkene uit die feiten wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
2.2.2.
De bestreden uitspraak houdt daaromtrent het volgende in:
"Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep komt naar voren dat de veroordeelde uit het bewezen verklaarde handelen financieel voordeel heeft genoten. De verwijzing door de verdediging naar HR 17 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2025 treft geen doel. De litigieuze huurovereenkomsten vormen niet de bevestiging van bestaande huurverhoudingen; in de aard van het delict als (...) bewezenverklaard onder 8 ligt besloten dat daarvan geen sprake is.
Het hof neemt als grondslag voor de berekening het in de strafzaak onder rolnummer 22-002673-08 gewezen arrest van 7 maart 2013, alsmede het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict ex artikel 36e 2e lid Sr d.d. 3 februari 2009 (met bijlagen), opgesteld en ondertekend door [verbalisant] .
De berekening van het hof:
Volgens bovengenoemd rapport d.d. 3 februari 2009 bedraagt de totale waarde van de ontvangen huuropbrengsten uit de valse huurovereenkomsten ten aanzien van de panden [a-straat 1] te Zierikzee, [b-straat 1-2] te Wissenkerke en [c-straat 1] te Colijnsplaat € 60.649,-. De ontvangen huuropbrengsten zijn naar het oordeel van het hof wederrechtelijk verkregen, juist omdat daarbij gebruik is gemaakt van die valse huurovereenkomsten. Het hof is van oordeel dat ten aanzien van het pand [d-straat 1] te Zierikzee sprake is van een soortgelijk feit waardoor, overeenkomstig genoemd rapport, het bedrag van € 60.649,- met € 2.000,- dient te worden verhoogd tot € 62.649,-.
Bestreden wordt dat er ten aanzien van dit pand sprake is van een soortgelijk feit.
Uit het onderzoek is gebleken dat het huurcontract was afgesloten op naam van [betrokkene 1] . Dat dit pand is gehuurd door een ander dan deze persoon en dat dit kan worden vastgesteld ook zonder het horen van deze [betrokkene 1] blijkt uit de navolgende feiten en omstandigheden.
- In het huurcontract wordt een niet bestaand woonadres vermeld: de [e-straat] te Papendrecht bestaat niet;
- Uit onderzoek blijkt ook dat deze [betrokkene 1] nooit in Papendrecht heeft gewoond;
- Bij het huurcontract was een Duits rijbewijs op naam van deze [betrokkene 1] gevoegd waarop een ander adres is vermeld dan het adres in Papendrecht;
- De huur werd contant gestort;
- In het pand werd, evenals in de andere panden met een vals huurcontract, een hennepkwekerij aangetroffen.
Er is dan ook geen reden het ontnemingsbedrag met € 2.000,- te verlagen.
(...)"
2.2.3.
De schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft het Hof - voor zover hier van belang - aan de volgende bewijsmiddelen ontleend:
"1. Het arrest van het hof van 7 maart 2013 met rolnummer 22-002673-08, voor zover dit arrest ziet op de bewezenverklaring van de feiten 8 en 10 subsidiair.
2. Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict ex artikel 36e 2e lid Sr d.d. 3 februari 2009 van de politie Zeeland (met bijlagen), opgemaakt en ondertekend door de rapporteur [verbalisant] , financieel rechercheur van de politie Zeeland. Dit rapport houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
Recapitulatie wederrechtelijk verkregen voordeel
Het wederrechtelijk verkregen voordeel bedraagt op basis van de processen-verbaal WVV-1, WVV-2 en WVV-3:
Huuropbrengsten € 62.649,-.
3. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 januari 2009 van de politie Zeeland met nr. 0901151400.4248.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Bij de doorzoeking in de woning van [betrokkene] zijn bankafschriften inbeslaggenomen. Daarnaast is op 17 december 2007 de administratie van [betrokkene] inbeslaggenomen bij [A] te Zierikzee. In deze administratie zijn bankafschriften aangetroffen. Tevens zijn er bankafschriften opgevraagd middels een bevel van de Officier van Justitie.
Uit de mutaties op de bankrekeningen van [betrokkene] heb ik de vermoedelijke huuropbrengsten gehaald en in een overzicht opgenomen.
Uit het overzicht blijkt dat [betrokkene] vermoedelijk euro 60.649 heeft ontvangen aan huurpenningen uit de valse huurcontracten.
[betrokkene] verklaarde dat de huuropbrengst van het pand aan de [b-straat 1-2] te Wissenkerke in eerste instantie euro 2500 per maand was, inclusief kosten van de Delta energie. Gebleken is echter dat de stroom buitenom de meter werd afgenomen zodat hiervoor geen kosten gemaakt zijn.
Van noodzakelijke kosten die een directe relatie hebben met het gepleegde strafbare feit is tijdens het onderzoek niets gebleken.
Soortgelijke feiten
Op 24 april 2002 werd een hennepkwekerij aangetroffen in het pand [d-straat 1] te Zierikzee. Het pand was op dat moment eigendom van [betrokkene] . Door verdachte [betrokkene] werd een getekend huurcontract overhandigd op naam van [betrokkene 1] met een Duits rijbewijs ten name van [betrokkene 1] . Volgens het huurcontract woonde [betrokkene 1] in Papendrecht. Uit onderzoek is gebleken dat nooit een [betrokkene 1] ingeschreven heeft gestaan in Papendrecht.
Wel was op dat moment een [betrokkene 1] woonachtig in Duitsland.
De huurbetaling vond plaats middels een maandelijkse kasstorting op de bankrekening van [betrokkene] . [betrokkene] heeft ten behoeve van het onderzoek enkele bankstukken overhandigd. Bij deze bankstukken ontbrak echter de betaling van de huur in de maand februari. In de inbeslaggenomen bankstukken is deze echter wel aangetroffen.
Op 20 februari 2002 is 800 euro gestort op de rekening van [betrokkene] met omschrijving 'huur [f-straat] '.
Met pen is het afschrift gewijzigd. Het bedrag 800 is doorgestreept en veranderd in 500. De omschrijving huur [f-straat] is gewijzigd in huur [d-straat 1] .
Op basis van bovenstaande zijn er voldoende aanwijzingen dat ook in dit geval er sprake geweest is van een vals geschrift wat gebruikt is als ware het echt en onvervalst. Derhalve zal het voordeel hieruit worden meegenomen als soortgelijk feit. Volgens het contract is het huurbedrag 500 euro per maand, ingaande 1 januari 2002. Op 24 april 2002 verklaarde [betrokkene] dat tot dat moment de huur altijd netjes overgemaakt was.
Het wederrechtelijk verkregen voordeel uit dit feit wordt daarom bepaald op 2.000 euro (4 maanden huur à 500 euro per maand).
Het totaal wederrechtelijk verkregen voordeel huuropbrengsten voor [betrokkene] is daarom: 60.649 + 2.000 = 62.649 euro.
4. Een proces-verbaal van verhoor d.d. 16 december 2007 van de politie Zeeland met nr. PL1900/07-127524.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 19-22):
als de op 16 december 2007 afgelegde verklaring van [betrokkene] :
HENNEPKWEKERIJ COLIJNSPLAAT, [c-straat 1]
U laat mij het kontrakt zien. Het kontrakt staat op naam van [betrokkene 2] uit Noordgouwe.
Het kontrakt is getekend. Bij het tekenen van het kontrakt is er geld en borg betaald. Ik doe dit standaard altijd 1 maand huur en 2 maanden borg. Dit is ter plaatse kontant betaald.
HENNEPKWEKERIJ ZIERIKZEE, [a-straat 1]
Het huurkontrakt is ter plaatse getekend. Hij heeft een maand huur en 2 maanden borg kontant betaald.
5. Een proces-verbaal van verhoor d.d. 16 december 2007 van de politie Zeeland met nr. PL1900/07-127524.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 23-24):
als de op 16 december 2007 afgelegde verklaring van [betrokkene] :
HENNEPKWEKERIJ [b-straat 1-2] WISSENKERKE
U toont mij een huurcontract voor het perceel [b-straat 1-2] . Als huurder staat in het contract vermeld [betrokkene 3] uit Vlaardingen of Spijkenisse of een andere plaats in de buurt van Rotterdam.
Ik meen dat ik aan die huurder kwam via het internet.
Hij huurde het pand voor 2500 euro per maand, inclusief kosten van de Delta energie.
[betrokkene 3] heeft mij toen 5000 euro borg betaald. Hij betaalde mij contant, inclusief de 2500 euro huur van een maand.
Afgelopen zomer kwam deze huurder [betrokkene 3] met een nieuwe huurder op de proppen.
Ik heb [betrokkene 3] toen 1000 euro borg terugbetaald. De nieuwe huurder zou er gewoon weer een café van gaan maken. Het huurbedrag heb ik aangepast van 1000 euro per maand exclusief kosten van energie. Het bedrag is toen in overleg veranderd in 999 euro daar de huurder geen 1000 euro contant kon storten op de Postbank.
6. Een proces-verbaal van verhoor d.d. 21 december 2007 van de politie Zeeland met nr. PL1900/07-127524. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 49-57):
als de op 21 december 2007 afgelegde verklaring van [betrokkene] :
Ik adverteer met panden. Mensen reageren hierop. We maken een afspraak over de huurprijs. De huurkontrakten worden getekend. Ik maak ze allemaal zelf op. Ik heb een standaardkontrakt in mijn computer staan. De mensen betalen altijd 1 maand huur en 2 maanden borg kontant bij het tekenen van het kontrakt.
Bij het afsluiten van kontrakten word er dus altijd een maand huur en 2 maanden borg betaald.
U vraagt mij naar het pand [a-straat 1] in Zierikzee.
Het kontrakt is denk ik in april ingegaan.
U zegt mij dat uit het kontrakt blijkt dat het inderdaad 1 april 2007 is.
Ja, dit klopt dan.
U laat mij een afschrift zien van mijn girorekening.
Ik zie hierop dat er een kontante storting te zien is van 17 april 2007. Het bedrag is 650 euro.
Vermeld is Schlosser, huur april [a-straat 1] . Waarschijnlijk heb ik in dit geval 2 maanden borg gekregen, dus 1300 euro bij het ondertekenen. Die man zal waarschijnlijk op 17 april de huur hebben betaald.
7. Een proces-verbaal van verhoor d.d. 9 februari 2008 van de politie Zeeland met nr. PL1900/07-125207.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
als de op 9 februari 2008 afgelegde verklaring van [betrokkene 4] :
[betrokkene] gaf aan dat ik dan wel een pand bij hem kon huren en dat ik in dat pand een grotere hennepkwekerij kon beginnen. Ik moest dan wel een huurkontrakt opstellen en een legitimatiebewijs regelen. [betrokkene] gaf aan dat ik dan wel een vals legitimatiebewijs moest regelen want dat dit niet op mijn eigen naam moest. [betrokkene] gaf aan wat de huur moest gaan kosten per maand. Ik moest de borg kontant betalen.
8. Een geschrift, zijnde een overzicht van de vermoedelijke huuropbrengsten per adres, als bijlage 2 gevoegd bij het onder 3 genoemde proces-verbaal van bevindingen. Het houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-:
"Bijlage 2
(...) Totaal huuropbrengst 60.649."
2.3.
Zonder nadere motivering, die ontbreekt, is het oordeel van het Hof dat de betrokkene uit het in de hoofdzaak onder 8 bewezenverklaarde, kort gezegd 'het voorhanden hebben van valse huurcontracten', wederrechtelijk voordeel heeft verkregen, niet begrijpelijk.
2.4.
Het middel slaagt.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het tweede en het derde middel geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
23 februari 2016.