In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 december 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Torn B.V. en Rappange Makelaardij B.V. Torn, de eiseres tot cassatie, had een schadevergoeding gevorderd van Rappange wegens een tekortkoming in de nakoming van een bemiddelingsovereenkomst. De zaak betreft de vraag of de gecedeerde vordering van Torn ook exploitatieverliezen omvatte die NR, de oorspronkelijke opdrachtgever van Rappange, had geleden. De Hoge Raad oordeelde dat de vordering van NR op Rappange, die door de curator aan Torn was gecedeerd, niet alleen betrekking had op de schade die NR had geleden door de tekortkoming van Rappange, maar ook op de exploitatieverliezen die NR had geleden tot aan de datum van haar faillissement. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het gerechtshof Amsterdam en verwees de zaak naar het gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling. Tevens werd Rappange veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van makelaars bij het adviseren over vastgoedtransacties en de gevolgen van een tekortkoming in die advisering.