ECLI:NL:HR:2016:2990

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 december 2016
Publicatiedatum
22 december 2016
Zaaknummer
15/04817
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de uitleg van een schikkingsovereenkomst en de dwingende bewijskracht van proces-verbaal

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 december 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiser] en KENNIS MARKETING & MEDIA GROEP B.V. (KMM). De zaak betreft de uitleg van een schikkingsovereenkomst die ter comparitie is gesloten. De Hoge Raad heeft in zijn arrest de dwingende bewijskracht van het proces-verbaal van comparitie besproken, zoals vastgelegd in artikel 157 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten die in de feitelijke instanties zijn gewezen, waaronder vonnissen van de kantonrechter te Lelystad en arresten van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de klachten die door [eiser] in het principale beroep zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven als de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Aangezien het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk incidentele beroep van KMM niet aan de orde.

In de beslissing heeft de Hoge Raad [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van KMM zijn begroot op een totaal van € 4.852,34, bestaande uit verschotten en salaris voor de advocaat. Dit arrest is gewezen door de raadsheren van de Hoge Raad en openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

23 december 2016
Eerste Kamer
15/04817
LZ/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie, verweerder in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. K. Aantjes,
t e g e n
KENNIS MARKETING & MEDIA GROEP B.V.,
gevestigd te Lelystad,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. S. Kousedghi.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en KMM.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 586759 CV 11-19151 van de kantonrechter te Lelystad van 6 juni 2012, 7 november 2012 en 9 januari 2013;
b. de arresten in de zaak 200.128.181/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 5 augustus 2014 en 14 juli 2015.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de arresten van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. KMM heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur- Generaal strekt tot verwerping van het principaal cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 25 november 2016 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van KMM begroot op € 2.652,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, T.H. Tanja-van den Broek en C.E. du Perron, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
23 december 2016.