ECLI:NL:HR:2016:298

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 februari 2016
Publicatiedatum
19 februari 2016
Zaaknummer
15/03246
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over incidenteel verzoek tot zekerheidstelling voor proceskosten in hoger beroep met betrekking tot faillissement

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 februari 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een incidenteel verzoek tot zekerheidstelling voor proceskosten in hoger beroep. De verzoeksters, Sypesteyn Holding B.V., SCPD Holding B.V. en Crescendo Investment Group III B.V., gevestigd in Dubai, hebben cassatie ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 16 juni 2015 en 7 juli 2015. De curator, Pieter Rudolf Dekker, had in het faillissement van Rondenborch Residential B.V. verzocht om zekerheidstelling voor de proceskosten, omdat Sypesteyn een vestigingsadres in Dubai had en geen partij was bij het Haags Rechtsvorderingsverdrag 1954.

De Hoge Raad oordeelde dat het hof ten onrechte Sypesteyn had bevolen om zekerheid te stellen, aangezien Sypesteyn statutair gevestigd is in Amsterdam en daarmee woonplaats heeft in Nederland. Dit betekent dat er geen grond was voor het hof om Sypesteyn niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep. De Hoge Raad vernietigde de arresten van het hof en verwees de zaak terug voor verdere behandeling. Tevens werd de curator veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de vestigingsplaats van rechtspersonen in het kader van proceskosten en de mogelijkheid tot verhaal in Nederland. De beslissing heeft implicaties voor de rechtspraktijk, vooral in zaken die betrekking hebben op internationale rechtspersonen en hun verplichtingen in Nederland.

Uitspraak

19 februari 2016
Eerste Kamer
15/03246
LZ/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. SYPESTEYN HOLDING B.V.,
2. SCPD HOLDING B.V.,
3. CRESCENDO INVESTMENT GROUP III B.V.,
alle gevestigd te Dubai, Verenigde Arabische Emiraten,
VERZOEKSTERS tot cassatie,
advocaat: mr. J. van Weerden,
t e g e n
Pieter Rudolf DEKKER, zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Rondenborch Residential B.V.,
wonende te Rosmalen, gemeente ’s-Hertogenbosch,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. A.C. van Schaick.
Verzoeksters zullen hierna ook worden aangeduid als Sypesteyn, SCPD en Crescendo en gezamenlijk als Sypesteyn c.s.; verweerder als de curator.

1.Het geding

Voor het verloop van het geding tot dusver verwijst de Hoge Raad naar zijn arrest in het incident tot zekerheidstelling van 6 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3240.
Het arrest in het incident tot zekerheidstelling is aan dit arrest gehecht.

2.Het verdere verloop van het geding in cassatie

De curator heeft verzocht het cassatieberoep niet-ontvankelijk te verklaren, althans te verwerpen.
De zaak is voor Sypesteyn c.s. toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieverzoek.
De advocaat van Sypesteyn c.s. heeft bij brief van 22 januari 2016 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

3.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) De curator is als zodanig aangesteld in het faillissement van Rondenborch Residential B.V.
(ii) Op verzoek van de curator zijn SCPD en Crescendo door de rechtbank in staat van faillissement verklaard.
(iii) Sypesteyn is bestuurder en aandeelhouder van SCPD en indirect bestuurder en aandeelhouder van Crescendo.
3.2.1
Sypesteyn c.s. zijn in verzet gekomen tegen de faillietverklaring van SCPD en Crescendo. De curator heeft daarop onder meer op de voet van art. 224 Rv een incidenteel verzoek ingediend tot zekerheidstelling voor de proceskosten door Sypesteyn.
De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard en het incidentele verzoek tot zekerheidstelling afgewezen.
3.2.2
Sypesteyn c.s. hebben hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. De curator heeft ook in hoger beroep op de voet van art. 224 Rv een incidenteel verzoek ingediend tot zekerheidstelling door Sypesteyn voor de proceskosten. Hij heeft daaraan ten grondslag gelegd dat Sypesteyn een vestigingsadres heeft in Dubai, Verenigde Arabische Emiraten, dat deze geen partij zijn bij het Haags Rechtsvorderingsverdrag 1954, en dat tegen Sypesteyn in Nederland geen verhaal mogelijk is voor de proceskosten.
3.2.3
Bij arrest in het incident van 16 juni 2015 heeft het hof, samengevat, Sypesteyn op de voet van art. 224 lid 1 in verbinding met art. 353 lid 2 Rv bevolen zekerheid te stellen ter zake van de proceskosten in hoger beroep en bepaald dat de zekerheid gesteld moet zijn uiterlijk op 22 juni 2015 te 17.00 uur, op straffe van niet-ontvankelijkheid van Sypesteyn in de hoofdzaak.
3.2.4
Bij arrest van 7 juli 2015 heeft het hof vastgesteld dat Sypesteyn niet heeft voldaan aan het in het arrest van 16 juni 2015 gegeven bevel tot zekerheidstelling en heeft het Sypesteyn om die reden niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep.
Het hof heeft voorts het principaal appel van SCPD en Crescendo en het incidenteel appel van de curator verworpen.
3.3.1
Sypesteyn heeft afzonderlijk cassatieberoep ingesteld tegen het arrest van het hof van 16 juni 2015. In die cassatieprocedure, met zaaknummer 15/02823, doet de Hoge Raad heden uitspraak.
3.3.2
In de onderhavige cassatieprocedure hebben Sypesteyn c.s. beroep ingesteld tegen de arresten van het hof van 16 juni 2015 en 7 juli 2015.
3.4.1
In het cassatieberoep van Sypesteyn c.s. heeft Sypesteyn klacht 1 onder a-f aangevoerd onder de voorwaarde – zoals de Hoge Raad deze verstaat – dat het hiervoor in 3.3.1 vermelde cassatieberoep niet leidt tot vernietiging van het arrest van 16 juni 2015. Uit de uitspraak die de Hoge Raad heden doet in die cassatieprocedure, met zaaknummer 15/02823, volgt dat aan deze voorwaarde is voldaan.
3.4.2
Klacht 1 onder a-f komt op tegen de beslissing van het hof (in het arrest van 16 juni 2015) om Sypesteyn te bevelen om zekerheid te stellen ter zake van de proceskosten in hoger beroep en tegen de beslissing van het hof (in het arrest van 7 juli 2015) om Sypesteyn in haar hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren op de grond dat zij niet heeft voldaan aan het in het arrest van 16 juni 2015 gegeven bevel tot zekerheidstelling. Onder e wordt aangevoerd dat deze beslissingen miskennen dat het hof niet heeft vastgesteld dat Sypesteyn geen woon- of verblijfplaats in Nederland heeft als bedoeld in art. 224 lid 1 Rv.
3.4.3
Deze klacht is gegrond.
In het onderhavige geding is tussen partijen niet in geschil dat Sypesteyn statutair gevestigd is in Amsterdam. Dit brengt mee dat Sypesteyn, gezien art. 1:10 lid 2 BW, woonplaats heeft in Nederland, zodat er reeds daarom geen grond was voor het hof om Sypesteyn op de voet van art. 224 lid 1 in verbinding met art. 353 lid 2 Rv te bevelen om zekerheid te stellen voor de proceskosten in hoger beroep (vgl. HR 6 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3240).
Voorts heeft het hof ten onrechte Sypesteyn niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep op de grond dat zij niet heeft voldaan aan het bevel tot zekerheidstelling.
3.4.4
De overige onderdelen van klacht 1 behoeven geen behandeling.
3.5
De klachten 2, 3 en 4 kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 16 juni 2015 en 7 juli 2015, het laatste arrest voor zover het hof Sypesteyn in haar hoger beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard en Sypesteyn heeft veroordeeld in de proceskosten;
verwijst het geding naar dat hof ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt de curator in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Sypesteyn c.s. begroot op € 848,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
19 februari 2016.