In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 december 2016 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie met nummer 16/03714. Het beroep was ingesteld door [A] te [Q] tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 17 juni 2016, waarin een verzet tegen een eerdere uitspraak werd behandeld. De zaak betrof een belastingaangifte van personenauto's en motorrijwielen, die op 14 februari 2012 door [A] was voldaan.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld. De indiener van het beroepschrift was verzocht om binnen zes weken een bewijsstuk van de volmacht tot het indienen van het beroep in cassatie over te leggen. Dit verzoek werd gedaan via een aangetekende brief op 25 juli 2016, die op het opgegeven adres was afgeleverd. De indiener heeft echter nagelaten om aan dit verzoek te voldoen, wat leidde tot de conclusie dat het beroep onbevoegdelijk was ingesteld.
Om deze reden heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Tevens zijn er geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, en werd openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.