ECLI:NL:HR:2016:2935

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 december 2016
Publicatiedatum
21 december 2016
Zaaknummer
16/04940
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake reclamebelasting door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hellendoorn

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 december 2016 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hellendoorn. Het beroep was gericht tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 30 augustus 2016, betreffende een aanslag in de reclamebelasting voor het jaar 2014. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift in cassatie niet voldeed aan de vereisten van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het niet de gronden van het beroep bevatte.

De griffier van de Hoge Raad heeft het College op 12 oktober 2016, per aangetekende brief, in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen. Het College heeft echter van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. Gezien het feit dat herstel van het verzuim niet heeft plaatsgevonden, heeft de Hoge Raad, op basis van artikel 6:6 Awb, besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren.

De Hoge Raad heeft ook geoordeeld dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren. Van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hellendoorn wordt een griffierecht geheven van € 503.

Uitspraak

23 december 2016
nr. 16/04940
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hellendoorn(hierna: het College) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Arnhem-Leeuwardenvan 30 augustus 2016, nr. 15/00701, betreffende een aan
[X]te
[Z]voor het jaar 2014 opgelegde aanslag in de reclamebelasting van de gemeente Hellendoorn.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Het beroepschrift in cassatie bevat, hoewel artikel 6:5, lid 1, letter d, Awb dit vereist, niet de gronden van het beroep.
Bij aangetekende brief van 12 oktober 2016, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door het College opgegeven postbusadres, heeft de griffier van de Hoge Raad het College in de gelegenheid gesteld dat verzuim te herstellen. Het College heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Nu herstel van het verzuim niet heeft plaatsgevonden, zal de Hoge Raad met toepassing van het bepaalde in artikel 6:6 Awb het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2016.
Van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hellendoorn wordt een griffierecht geheven van € 503.