Uitspraak
gevestigd te Nederasselt,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
[eiseres 4] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[eiseres 5a],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[eiseres 5b],
[eiseres 6a],
[eiseres 6b],
[eiseres 6c],
[eiseres 6d],
[eiseres 6e],
[eiseres 7a],
[eiseres 7d],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[eiseres 7e],
,
[eiseres 8e],
zetelende te Den Haag,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3.Beoordeling van het middel
Dit wetsvoorstel heeft geleid tot de Wet verbod pelsdierhouderij (hierna: de Wet). De Wet is op 15 januari 2013 in werking getreden.
Die bijzondere omstandigheid houdt in, kort gezegd, dat de overdragende nertsenhouder groot financieel nadeel lijdt doordat (i) hij plotseling arbeidsongeschikt is geworden, (ii) de nertsenhouderij deel uitmaakt van een te verdelen gemeenschap en voor die verdeling te gelde moet worden gemaakt, of (iii) de nertsenhouder de 65-jarige leeftijd heeft bereikt.
fair balanceis getroffen. (rov. 3.6–3.17)
fair balanceis getroffen moeten alle omstandigheden van het geval worden betrokken. De flankerende maatregelen moeten daarbij dus niet buiten beschouwing worden gelaten. (rov. 3.18–3.20)
fair balanceheeft weten te vinden tussen de belangen die de Wet nastreeft en de belangen van de nertsenhouders, neemt het hof tot uitgangspunt dat de Wet alleen inbreuk maakt op de eigendom van fysieke bedrijfsmiddelen. Omtrent goodwill is immers niets aangevoerd, en inkomsten die de nertsenhouders in de toekomst hopen te realiseren vallen niet onder de bescherming van art. 1 EP. (rov. 4.1)
fair balanceontbreekt. Meer in het bijzonder is niet komen vast te staan dat de nertsenhouders als gevolg van de Wet een individuele en excessieve last hebben te dragen. (rov. 4.2–4.8).
de factoontneming van eigendom. De door het hof gevolgde benadering, die louter is gericht op de restwaarde van de individuele activa, is (daarom) onjuist.
de factoonteigening. Om vast te stellen of sprake is van een
de factoonteigening van een onderneming, moet bezien worden wat het werkelijke effect op de onderneming als geheel is van de maatregel waarover wordt geklaagd; indien de maatregel leidt tot beëindiging van de onderneming maar de rechthebbende enig economisch belang of een zinvolle gebruiksmogelijkheid behoudt bij (activa van) de onderneming, is geen sprake van een
de factoonteigening van de onderneming (zie onder meer de hiervoor in 3.3.2 vermelde zaken Tre Traktörer Aktiebolag/Zweden en Fredin/Zweden).
de factoonteigening, geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Dat geldt ook indien, zoals door NFE c.s. is gesteld, voor een grote meerderheid van de nertsenhouders geen reële mogelijkheid bestaat op de bestaande locatie een andere onderneming te drijven. De klacht faalt derhalve.
fair balance-test heeft miskend dat de overgangsperiode de strekking heeft om gedane investeringen, en niet slechts de investeringen die op grond van de PPE-Verordening verplicht waren, terug te verdienen. Volgens de onderdelen leidt de Wet, afgezien van schade aan de goodwill en los van de verplichte investeringen op grond van de PPE-Verordening, tot omvangrijke vermogensschade waarvoor geen compensatie wordt geboden. Geklaagd wordt dat het hof in dit verband heeft nagelaten te onderzoeken of, gelet op deze en alle overige relevante omstandigheden, waaronder de schadelijke effecten van de overgangsperiode, de Wet strookt met het proportionaliteitsvereiste van art. 1 EP.
4.Beslissing
16 december 2016.