ECLI:NL:HR:2016:2880

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 december 2016
Publicatiedatum
15 december 2016
Zaaknummer
16/03107
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van arbeidsovereenkomst wegens slechte bedrijfseconomische situatie en de ontvankelijkheid van het cassatieberoep

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een cassatieberoep ingesteld door eisers [eiser 1] en [eiser 2] tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. Het hof had op 15 maart 2016 een uitspraak gedaan in een geschil over de ontbinding van een arbeidsovereenkomst, waarbij de eisers betoogden dat de ontbinding niet terecht was vanwege een slechte bedrijfseconomische situatie. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. De Procureur-Generaal heeft in zijn standpunt aangegeven dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard dient te worden op basis van artikel 80a lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, omdat de eisers klaarblijkelijk onvoldoende belang hebben bij het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de klachten van de eisers beoordeeld en geconcludeerd dat deze geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. De Hoge Raad heeft daarom het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard en de eisers in de kosten van het geding veroordeeld, die aan de zijde van de verweerders op nihil zijn begroot.

Uitspraak

16 december 2016
Eerste Kamer
16/03107
LZ/AR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. P.J.Ph. Dietz de Loos en thans mr. K. Aantjes,
t e g e n
1. [verweerster 1],
gevestigd te [plaats],
2. [verweerder 2],
wonende te [woonplaats],
3. [verweerder 3],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Eisers zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser 1] en [eiser 2] en verweerders als [verweerder] c.s.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak C/09/428784/HA ZA 12-1197 en C/09/428804/HA ZA 12-1200 van de rechtbank Den Haag van 5 december 2012, 17 april 2013 en 25 juni 2014;
b. de arresten in de zaak 200.156.541/01 van het gerechtshof Den Haag van 4 november 2014 en 15 maart 2016.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof van 15 maart 2016 hebben [eiser 1] en [eiser 2] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] c.s. is verstek verleend.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep met toepassing van art. 80a lid 1 RO.
De advocaat van [eiser 1] en [eiser 2] heeft bij brief van 10 november 2016 op dit standpunt gereageerd.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 14-21).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk;
veroordeelt [eiser 1] en [eiser 2] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.A. Streefkerk en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
16 december 2016.