ECLI:NL:HR:2016:2878

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 december 2016
Publicatiedatum
15 december 2016
Zaaknummer
16/04401
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in cassatie wegens ontbreken advocaat bij de Hoge Raad

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 december 2016 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep ingesteld door [eiseres]. De zaak betreft een geschil dat zijn oorsprong vindt in een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 17 november 2014, gevolgd door een arrest van het gerechtshof Amsterdam op 19 april 2016. De Hoge Raad verwijst naar deze eerdere uitspraken in zijn beoordeling.

De eiseres heeft beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, maar de dagvaarding voldeed niet aan de eisen van artikel 407 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), omdat daarin geen advocaat bij de Hoge Raad was aangewezen. De Hoge Raad heeft eiseres de gelegenheid gegeven om dit verzuim te herstellen door uiterlijk 23 september 2016 alsnog een advocaat aan te wijzen, maar eiseres heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.

Gelet op het ontbreken van een advocaat bij de Hoge Raad en het niet herstellen van dit verzuim, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat eiseres niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar cassatieberoep. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

16 december 2016
Eerste Kamer
16/04401
EV/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. Th.C. Visser,
t e g e n
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerder].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 2656279 CV EXPL 13-33226 van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 17 november 2014;
b. het arrest in de zaak 200.167.544/01 van het gerechtshof Amsterdam van 19 april 2016.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiseres] in haar cassatieberoep.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid

De dagvaarding voldoet niet aan de eisen van art. 407 lid 3 Rv omdat daarin geen advocaat bij de Hoge Raad is aangewezen. Aan [eiseres] is de gelegenheid gegeven dit verzuim te herstellen door uiterlijk 23 september 2016 alsnog een advocaat bij de Hoge Raad te stellen. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt. Dit brengt mee dat [eiseres] in haar beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart [eiseres] niet-ontvankelijk in haar beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
16 december 2016.