ECLI:NL:HR:2016:2871

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 december 2016
Publicatiedatum
15 december 2016
Zaaknummer
16/02942
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep wegens onvoldoende belang

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 december 2016 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Den Haag. Het cassatieberoep was ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof van 25 april 2016, nr. BK-15/00845, die op zijn beurt weer voortvloeide uit een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 2 juli 2015 (nr. SGR 15/2146). De zaak betreft een brief van de Ontvanger van de Belastingdienst/Belastingen Kantoor Den Haag, die op 2 maart 2015 aan belanghebbende was toegezonden.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de klachten die door de partij zijn ingediend, geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld, klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep. Daarnaast zijn de klachten volgens de Hoge Raad niet zodanig dat zij tot cassatie kunnen leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na het horen van de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren.

De uitspraak is gedaan door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout. De beslissing is openbaar uitgesproken op 16 december 2016, waarbij ook de waarnemend griffier E. Cichowski aanwezig was.

Uitspraak

16 december 2016
Nr. 16/02942
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z], Duitsland(hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 25 april 2016, nr. BK-15/00845, op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 2 juli 2015 (nr. SGR 15/2146) betreffende een door de Ontvanger van de Belastingdienst/Belastingen Kantoor Den Haag aan belanghebbende toegezonden brief van 2 maart 2015.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2016.