ECLI:NL:HR:2016:2793

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 december 2016
Publicatiedatum
8 december 2016
Zaaknummer
16/03693
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 december 2016 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie van een belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag. De zaak betreft een verzet tegen een uitspraak van 1 april 2016, waarbij de Rechtbank op 3 juni 2016 uitspraak deed in de zaak met nummer SGR 16/776 V. De griffier van de Hoge Raad heeft de belanghebbende op 25 augustus 2016 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor betaling. De belanghebbende heeft echter het griffierecht niet voldaan. Op 13 oktober 2016 heeft de griffier de belanghebbende in de gelegenheid gesteld om te reageren op het niet tijdig betalen van het griffierecht. In zijn schriftelijke reactie van 6 november 2016 heeft de belanghebbende aangegeven dat hij studeert en geen financiële middelen heeft om het griffierecht te betalen. Dit schrijven is echter niet ontvangen door de griffie van de Hoge Raad. De Hoge Raad concludeert dat de belanghebbende niet voor het einde van de gestelde betalingstermijn heeft aangegeven niet in staat te zijn het griffierecht te betalen. Aangezien er geen andere gronden zijn aangevoerd die de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie zouden kunnen rechtvaardigen, verklaart de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Hoge Raad ziet geen aanleiding om de proceskosten te veroordelen.

Uitspraak

9 december 2016
Nr. 16/03693
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Den Haagvan 3 juni 2016, nr. SGR 16/776 V, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 1 april 2016.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 25 augustus 2016, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgehaald op de afhaallocatie, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 13 oktober 2016, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgehaald op de afhaallocatie, in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald.
In de schriftelijke reactie van 6 november 2016 geeft belanghebbende aan reeds bij schrijven van 14 augustus 2016 te hebben meegedeeld dat hij studeert en geen financiële middelen heeft om het griffierecht te betalen. Een dergelijk schrijven is niet ter griffie van de Hoge Raad noch bij het Landelijke Diensten Centrum voor de Rechtspraak te Utrecht ingekomen. Gelet hierop moet het er voor worden gehouden dat belanghebbende niet voor het einde van de gestelde betalingstermijn aan de griffier kenbaar heeft gemaakt niet in staat te zijn het verschuldigde griffierecht te betalen.
Nu belanghebbende voor het overige geen grond heeft aangevoerd voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest, moet het beroep in cassatie op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2016.