Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Beoordeling van het vijfde middel
4.Slotsom
5.Beslissing
6 december 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, waarbij de verdachte is veroordeeld voor doodslag. Het slachtoffer is met messteken om het leven gebracht in Hoogvliet. De Hoge Raad heeft op 6 december 2016 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de advocaat van de verdachte, F. van Baarlen, middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de middelen van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden, behalve het vijfde middel dat betrekking heeft op de redelijke termijn van de procedure. Dit middel is gegrond bevonden, omdat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM is overschreden. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er meer dan zestien maanden zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep, wat heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van elf jaren naar tien jaren en acht maanden. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar het beroep voor het overige verworpen.