ECLI:NL:HR:2016:2782

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 december 2016
Publicatiedatum
7 december 2016
Zaaknummer
15/05618
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen niet-ontvankelijk verklaring in poging tot doodslag

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 18 november 2015 uitspraak deed in de strafzaak met nummer 21/001030-13. De verdachte, geboren in 1988, was betrokken bij een poging tot doodslag waarbij hij met geschoeide voet trappen tegen het hoofd van het slachtoffer heeft gegeven. De Hoge Raad heeft op 6 december 2016 geoordeeld over de ontvankelijkheid van het cassatieberoep. De advocaat van de verdachte, V.C. van der Velde, heeft een schriftuur ingediend, welke aan het arrest is gehecht.

De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op de overweging dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, dan wel dat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na gehoord te zijn door de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.

De beslissing van de Hoge Raad is op 6 december 2016 uitgesproken door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en A.L.J. van Strien, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz. Dit arrest is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de voorwaarden voor ontvankelijkheid in cassatie verduidelijkt.

Uitspraak

6 december 2016
Strafkamer
nr. S 15/05618
SG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 18 november 2015, nummer 21/001030-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft V.C. van der Velde, advocaat te Almere, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
6 december 2016.