Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
6 december 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 22 september 2015. De verdachte, geboren in 1997, heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De raadsman, W.H. Jebbink, heeft een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht. De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het Gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling van de zaak.
De kern van het geschil betreft het ontbreken van pleitnotities die door de raadsvrouwe tijdens de terechtzitting in hoger beroep zijn overgelegd. Het proces-verbaal van de zitting vermeldt dat de raadsvrouwe het woord tot verdediging heeft gevoerd aan de hand van deze pleitnotities, maar deze zijn niet bij de stukken van het geding aangetroffen. Na een verzoek van de raadsman is bij het Hof nadere informatie ingewonnen, waaruit blijkt dat de pleitnotities niet meer beschikbaar zijn.
Het ontbreken van deze pleitnotities is van zodanige aard dat het niet mogelijk is om na te gaan of er meer verweren zijn gevoerd of dat er onderbouwde standpunten zijn gepresenteerd. Dit verzuim is zo ernstig dat het strijdig is met een behoorlijke procesorde en leidt tot de nietigheid van het onderzoek en de daarop gebaseerde uitspraak. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het middel gegrond is en heeft de bestreden uitspraak vernietigd, met terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe behandeling.