ECLI:NL:HR:2016:2773

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 december 2016
Publicatiedatum
6 december 2016
Zaaknummer
15/01499
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over roekeloos rijden en bewijsvoering in strafzaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 december 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1990, was betrokken bij een verkeersincident op 18 maart 2010 in Lelystad, waarbij hij als bestuurder van een bromfiets roekeloos reed en een voetganger ernstig verwondde. De verdachte had een aanzienlijke hoeveelheid alcohol genuttigd en reed met een te hoge snelheid door een voetgangerszone. Het Hof had in zijn uitspraak volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, maar de Hoge Raad oordeelde dat de verklaring van de verdachte niet alle onderdelen van het bewezenverklaarde dekte. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend voor wat betreft de beslissingen over de tenlastelegging en de strafoplegging. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof, maar verwerpt het beroep voor het overige. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling van de relevante onderdelen.

Uitspraak

6 december 2016
Strafkamer
nr. S 15/01499
SG/KD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, van 10 oktober 2012, nummer 24/002684-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990.

1.Geding in cassatie

Het beroep - dat blijkens de daarvan opgemaakte akten niet is gericht tegen de vrijspraak van het onder 3 primair tenlastegelegde - is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft S.J. van der Woude, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, doch uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging, en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, teneinde in zoverre opnieuw te worden berecht en afgedaan en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt dat het Hof wat betreft de bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde ten onrechte heeft volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in art. 359, derde lid, Sv, in het bijzonder waar het de bewezenverklaarde roekeloosheid betreft.
2.2.1.
Overeenkomstig hetgeen aan de verdachte onder 1 is tenlastegelegd heeft het Hof bewezenverklaard dat:
"hij op 18 maart 2010 in de gemeente Lelystad als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bromfiets), daarmede rijdende over de weg, Agorahof, welke weg is aangeduid als voetgangerszone (door middel van borden overeenkomstig model G7 van bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos,
- na daarvoor een aanzienlijke hoeveelheid alcoholhoudende drank te hebben genuttigd,
- met een gezien de omstandigheden een veel te hoge snelheid, te rijden door die voetgangerszone en
- onvoldoende rekening te houden met een zich op die weg bevindende voetganger en
- op het moment dat hij die voetganger naderde, niet tijdig uit te wijken en/of snelheid te verminderen en/of niet tijdig te stoppen en
- met onverminderde snelheid tegen die voetganger aan te rijden,
waardoor een ander (genaamd [betrokkene 1]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken enkel en een gebroken voet en een gebroken teen werd toegebracht, terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994."
2.2.2.
Het Hof heeft het bewezenverklaarde gekwalificeerd als "overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b, van deze wet".
2.3.1.
De bewezenverklaring steunt op een opgave van bewijsmiddelen als bedoeld in de tweede volzin van het derde lid van art. 359 Sv. De aanvulling op het verkorte arrest als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, dienaangaande het volgende in:
"Door het hof gebezigde bewijsmiddelen
Het Hof bezigt met betrekking tot hetgeen (...) onder l (...) is bewezen verklaard de volgende bewijsmiddelen. Aangezien verdachte de in deze zaak bewezen verklaarde feiten heeft bekend en er geen vrijspraak is bepleit, zal het hof ingevolge artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
ten aanzien van de feiten 1 (...)
1. de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad, van 21 oktober 2010, zoals weergegeven in het proces-verbaal van die terechtzitting;
ten aanzien van feit 1
2. een proces-verbaal aanrijding met nummer PL2522 2010019662-1, d.d. 28 maart 2010 in de wettelijke vorm opgemaakt door opsporingsambtenaren;
3. een proces-verbaal verhoor getuige met nummer PL2521 2010019662-5, d.d. 19 maart 2010 in de wettelijke vorm opgemaakt door een opsporingsambtenaar;
4. een proces-verbaal verhoor benadeelde met nummer PL2521 2010019662-6, d.d. 19 maart 2010 in de wettelijke vorm opgemaakt door een opsporingsambtenaar."
2.3.2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 21 oktober 2010 houdt als de - hiervoor als bewijsmiddel 1 aangeduide - verklaring van de verdachte het volgende in:
"Het ten laste gelegde klopt. Het is helemaal misgegaan. Ik weet er niets meer van behalve dat ik wakker werd in het ziekenhuis. Ik weet zelfs niet meer dat ik daar gereden heb. Ik was onder invloed van alcohol en wiet. Ik had de bromfiets geleend van een vriend van mij genaamd [betrokkene 2]. Hij had aan mij verteld dat hij de bromfiets had gestolen. Ik mocht er een rondje op rijden. Ik heb de bromfiets niet gestolen.
In het ziekenhuis is mijn teen weer teruggezet in de kom en er zijn drie pinnen in mijn voet gezet. Ik vind het niet normaal wat ik heb gedaan."
2.4.1.
Art. 359, derde lid, Sv, dat ingevolge art. 415 Sv ook in hoger beroep toepasselijk is, luidt als volgt:
"De beslissing dat het feit door de verdachte is begaan, moet steunen op de inhoud van in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Voor zover de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend, kan een opgave van bewijsmiddelen volstaan, tenzij hij nadien anders heeft verklaard dan wel hij of zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit."
2.4.2.
De tenlastelegging onder 1 is toegesneden op art. 6 in verbinding met art. 175 WVW 1994. De in de tenlastelegging en bewezenverklaring onder 1 voorkomende term "roekeloos" moet derhalve geacht worden aldaar te zijn gebezigd in dezelfde betekenis als daaraan toekomt in art. 175, tweede lid aanhef en onder b, WVW 1994.
2.4.3. "
Roekeloosheid" in de zin van de wet heeft een specifieke betekenis die niet noodzakelijkerwijs samenvalt met wat in het normale spraakgebruik onder "roekeloos" - in de betekenis van "onberaden" - wordt verstaan. Van roekeloosheid als zwaarste, aan opzet grenzende, schuldvorm zal slechts in uitzonderlijke gevallen sprake zijn. In dit verband volstaat doorgaans niet de enkele vaststelling dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een of meer in art. 175, derde lid, WVW 1994 genoemde, zelfstandig tot verhoging van het wettelijk strafmaximum leidende gedragingen. (Vgl. HR 15 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:960, NJ 2014/25.)
2.5.
Het Hof heeft in de bestreden uitspraak wat betreft de bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in de tweede volzin van art. 359, derde lid, Sv. Nu de verklaring van de verdachte zoals hiervoor onder 2.3.2 weergegeven niet alle onderdelen betreft van het bewezenverklaarde, is het oordeel van het Hof dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend in de zin van art. 359, derde lid, Sv onbegrijpelijk.
2.6.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak - voor zover aan zijn oordeel onderworpen - ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak - voor zover aan zijn oordeel onderworpen - maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren E.F. Faase en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
6 december 2016.