Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
6 december 2016.
Hoge Raad
Op 6 december 2016 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak met nummer 15/00810. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, geboren in 1959, tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 30 januari 2015, met nummer 23/005504-11. De verdachte werd vertegenwoordigd door advocaat B.Th. Nooitgedagt uit Amsterdam, die bij schriftuur een middel van cassatie heeft voorgesteld. Deze schriftuur is aan het arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Volgens artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) behoeft dit geen nadere motivering, omdat het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft daarom het beroep verworpen.
Dit arrest is gewezen door vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en V. van den Brink. De uitspraak vond plaats ter openbare terechtzitting, in aanwezigheid van de waarnemend griffier L. Nuy.