ECLI:NL:HR:2016:2769

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 december 2016
Publicatiedatum
6 december 2016
Zaaknummer
15/03261
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen arrest Gerechtshof Den Haag inzake medeplegen van diefstal met babbeltruc

Op 6 december 2016 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 7 juli 2015. De zaak betreft de verdachte, geboren in 1975, die in cassatie ging tegen de beslissingen van het Hof met betrekking tot de tenlastelegging van medeplegen van diefstal en de strafoplegging. De verdachte werd beschuldigd van het wegnemen van een geldbedrag van ongeveer 25.000 euro en drie vazen van een aangeefster, door middel van een babbeltruc op 1 oktober 2013 in Den Haag. De advocaat van de verdachte, J.M. Lintz, heeft middelen van cassatie voorgesteld, waarop de Advocaat-Generaal A.J. Machielse concludeerde tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Gerechtshof.

De Hoge Raad heeft de bewijsvoering van het Hof beoordeeld en vastgesteld dat de bewezenverklaring van het onder 6 tenlastegelegde niet voldoende was onderbouwd. Het Hof had overwogen dat de verdachte een gouden boventand had, wat als specifiek kenmerk werd gezien, maar de Hoge Raad oordeelde dat de bewijsvoering niet voldeed aan de eisen van de wet. De uitspraak van het Gerechtshof werd vernietigd voor zover deze betrekking had op de tenlastelegging en de strafoplegging, en de zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling.

Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige bewijsvoering in strafzaken en de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van rechtsbescherming voor verdachten.

Uitspraak

6 december 2016
Strafkamer
nr. S 15/03261
KD/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 7 juli 2015, nummer 22/004156-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975.

1.Geding in cassatie

Het beroep - dat blijkens de daarvan opgemaakte akten uitsluitend is gericht tegen de beslissingen van het Hof ten aanzien van het onder 6 tenlastegelegde en de strafoplegging - is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.M. Lintz, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest - voor zover aan het oordeel van de Hoge Raad onderworpen - en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van het onder 6 tenlastegelegde niet uit de bewijsvoering kan worden afgeleid.
2.2.
Ten laste van de verdachte is onder 6 bewezenverklaard dat:
"hij op 01 oktober 2013 te Den Haag, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 25.000,- euro en drie vazen toebehorende aan [betrokkene 1] ."
2.3.1.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal verhoor getuige van de politie Loosduinen, proces-verbaalnummer PL1500-2013084569-101, d.d. 20 juli 2014, opgemaakt en ondertekend door een daartoe bevoegde verbalisant, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van de getuige [getuige] (p. 373-374):
Bij aanvang van het verhoor deelde ik aan de getuige het volgende mee:
Bij een lopend onderzoek werd een auto in beslag genomen van het merk BMW voorzien van het kenteken [AA-00-AA] .
U bent de tenaamgestelde van deze auto sinds 20 februari 2012.
Het klopt dat deze auto op mijn naam staat. Destijds vroeg [verdachte] , een vriend van mij, om deze auto op mijn naam te zetten. Hij is de daadwerkelijke eigenaar van de auto. Het zou maximaal gaan om een periode van drie maanden, maar inmiddels gaat het over bijna twee en een half jaar.
2. Het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank Den Haag van 28 augustus 2014, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van de verdachte:
Ik word [verdachte] genoemd.
3. Een proces-verbaal van bevindingen van de politie Haaglanden, proces-verbaalnummer PL1533-2013084569-19, d.d. 28 maart 2014, opgemaakt en ondertekend door een daartoe bevoegde verbalisant, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van die verbalisant (p. 91-94):
Onderzoek in het informatiesysteem van de Politie Eenheid Den Haag wees uit dat [verdachte] meerdere malen gecontroleerd was in een zwartkleurige BMW, voorzien van kenteken [AA-00-AA] . Op 12 maart 2014 was [verdachte] betrokken bij een aanrijding materieel. [verdachte] reed toen in de genoemde BMW. Op 16 juli 2013 werd [verdachte] als bestuurder van de genoemde BMW geregistreerd voor onveilig c.q. agressief gedrag.
4. Een proces-verbaal van bevindingen van de politie Haaglanden, proces-verbaalnummer PL1500-2013084569-78, d.d. 1 juni 2014, opgemaakt en ondertekend door een daartoe bevoegde verbalisant, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van die verbalisant (p. 281):
Op 26 mei 2014 werd [verdachte] aangehouden. De auto van de aangehoudene werd doorzocht. Hierbij werden diverse mobiele telefoons in beslag genomen. Dit betroffen de volgende mobiele telefoons:
6. Een Nokia voorzien van de imeicode [0001] . Deze telefoon werd aangetroffen in de kofferbak van de auto.
Het hof gaat ervan uit dat de vermelding van het IMEI-nummer in dit proces-verbaal een kennelijke verschrijving betreft en dat het volgende IMEI-nummer is bedoeld: [0002] .
(...)
5. De eigen waarneming van het hof.
Ter terechtzitting in hoger beroep van 23 juni 2015 heeft het hof waargenomen dat de verdachte een gouden boventand heeft.
Zoals het hof reeds bij arrest van 7 juli 2015 heeft overwogen is dit een dusdanig specifiek kenmerk, dat dit gegeven in samenhang met de overige bewijsmiddelen voldoende bewijs oplevert voor een bewezenverklaring van deze feiten. De omstandigheid dat sommige aangeefsters het hebben over een man met meerdere gouden tanden of gouden tanden in de onderkaak noopt naar het oordeel van het hof niet tot de conclusie dat het door de aangeefsters verstrekte signalement van de dader in zoverre niet zou kunnen bijdragen aan de bewezenverklaring in dezen.
(...)
Nader ten aanzien van het onder 6 bewezen verklaarde:
1. Een proces-verbaal aangifte van de politie Haaglanden, proces-verbaalnummer PL1522-2013192657-1, d.d. 1 oktober 2013, opgemaakt en ondertekend door een daartoe bevoegde verbalisant, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als verklaring van aangeefster [betrokkene 1] (p. 232-233):
Op 1 oktober 2013 te 15.00 uur belde er een manspersoon bij onze woning aan de [a-straat 1] te 's-Gravenhage . Mijn man vroeg door de deur heen wat de man aan de andere kant wilde. Hij hoorde dat hij van de thuiszorg was en opende de deur. Ik lag boven op bed. Mijn man kwam samen met de man naar boven toe om over de Thuiszorg te praten. De man liet bovenaan de trap zijn pen vallen en liep terug naar beneden om hem te pakken. Ik bleef met mijn man boven wachten. De man kwam terug naar boven waar we zo'n tien minuten hebben gepraat. De man kreeg een telefoontje en hij zei dat hij iemand moest helpen die gevallen was. Hij liep naar beneden en ging weg. Ik kwam zelf ook naar beneden met mijn man. Ik liep de woonkamer in en zag een vaas kapot op de grond liggen. Ik zag dat er drie vazen waren weggenomen. In een vaas lag contant geld. Ik zag dat al het geld, zo'n 25.000,00 euro, was weggenomen. Ik kan de man als volgt omschrijven:
- Blanke man
- Ongeveer 30-35 jaar
- Gezet postuur
- Ongeveer 1.90 lang
- Zwart achterover gekamd haar
- Meerdere gouden tanden in zijn mond.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2. Een proces-verbaal van bevindingen van de politie Haaglanden, proces-verbaalnummer PL1533-2013192657-histo, d.d. 9 juni 2014, opgemaakt en ondertekend door een daartoe bevoegde verbalisant, voor zover inhoudende - zakelijk weergegeven - als relaas van die verbalisant (p. 303):
Aangever [betrokkene 1] deed aangifte van oplichting op 1 oktober 2013 omstreeks 15.00 uur in haar woning gelegen aan de [a-straat 1] in Den Haag.
Een mobiele telefoon voorzien van het IMEI-nummer [0002] straalt op 1 oktober 2013 te 14:48 uur een mast aan op de Van Stolkweg 1 in Den Haag. De mast is gelegen in de directe nabijheid van de plaats delict."
2.3.2.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"Met betrekking tot de feiten 1, 5, 6, 8 en 9 hebben de aangeefsters als onderdeel van het signalement van de man opgegeven dat hij een gouden tand had. Het hof heeft ter terechtzitting van 23 juni jl een gouden boventand bij de verdachte waargenomen. Het hof is van oordeel dat dit een dusdanig specifiek kenmerk is, dat dit gegeven in samenhang met de overige bewijsmiddelen voldoende bewijs oplevert voor een bewezenverklaring van deze feiten."
2.4.
Aangezien de bewezenverklaring van het onder 6 tenlastegelegde niet zonder meer kan worden afgeleid uit de inhoud van de door het Hof gebezigde bewijsvoering, is de bestreden uitspraak in zoverre niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
2.5.
Het middel is gegrond.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak - voor zover aan het oordeel van de Hoge Raad onderworpen - niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4 Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak doch uitsluitend wat betreft de beslissingen ten aanzien van het onder 6 tenlastegelegde en de strafoplegging, waaronder niet zijn begrepen de oplegging van de ter zake van de feiten 4 en 8 opgelegde schadevergoedingsmaatregelen ten behoeve van de benadeelde partijen [betrokkene 2] en [betrokkene 3] ;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
6 december 2016.