ECLI:NL:HR:2016:2767

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 december 2016
Publicatiedatum
6 december 2016
Zaaknummer
15/00606
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard wegens onvoldoende belang

Op 6 december 2016 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak, geregistreerd onder nummer 15/00606. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, die werd bijgestaan door advocaat I.T.H.L. van de Bergh uit Maastricht. De zaak betrof een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 30 januari 2015, met nummer 23/005515-11. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld had geconcludeerd dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard diende te worden op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die door de verdachte zijn aangevoerd geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit was het geval omdat de partij die het cassatieberoep had ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het cassatieberoep, of omdat de klachten niet tot cassatie konden leiden. Gezien deze overwegingen heeft de Hoge Raad besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.

De uitspraak werd gedaan door vice-president W.A.M. van Schendel en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en V. van den Brink, in aanwezigheid van waarnemend griffier L. Nuy. Dit arrest is openbaar uitgesproken en vormt een belangrijke uitspraak in het kader van de ontvankelijkheid van cassatieberoepen.

Uitspraak

6 december 2016
Strafkamer
nr. S 15/00606
MD/DFL
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 30 januari 2015, nummer 23/005515-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft I.T.H.L. van de Bergh, advocaat te Maastricht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk zal worden verklaard.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de als vice-president W.A.M. van Schendel, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier L. Nuy, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
6 december 2016.