ECLI:NL:HR:2016:2759

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 december 2016
Publicatiedatum
2 december 2016
Zaaknummer
15/04172
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en ontruiming van een dienstwoning na veroordeling in eerste aanleg

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 december 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende huurrecht en de ontruiming van een dienstwoning. De eiser, wonende in Australië, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Dit arrest volgde op een eerdere veroordeling in eerste aanleg door de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland, die op 10 oktober 2014 had geoordeeld over de ontruiming van de dienstwoning. Het hof had op 2 juni 2015 het beroep van de eiser verworpen, waarop de eiser in cassatie ging.

De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de eiser niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad verwees naar artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, waaruit blijkt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de eiser verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op € 393,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Deze uitspraak bevestigt de eerdere beslissingen van de lagere rechters en onderstreept het belang van spoedeisend belang in huurrechtelijke geschillen, vooral in het kader van ontruimingen na een veroordeling in eerste aanleg.

Uitspraak

2 december 2016
Eerste Kamer
15/04172
LZ/AR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats], Australië,
EISER tot cassatie,
advocaten: mr. R.L. de Graaff en mr. J.A.M.A. Sluysmans,
t e g e n
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. K. Teuben.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerder].

1.Het geding in feitelijke instantie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 3388243\VV EXPL 14-99\493\450 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland van 10 oktober 2014;
b. het arrest in de zaak 200.159.220 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 2 juni 2015.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 393,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.V. Polak en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
2 december 2016.