ECLI:NL:HR:2016:2750

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 december 2016
Publicatiedatum
1 december 2016
Zaaknummer
16/04049
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake vennootschapsbelasting voor A B.V.

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 december 2016 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van [X] te [Z] tegen de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 14 juli 2016, nr. AWB 15/6942. De zaak betreft een aan [A] B.V. te [Q] opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2006. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld. Volgens artikel 28, lid 2, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) kan beroep in cassatie worden ingesteld door de belanghebbende, in dit geval [A] B.V. De indiener van het beroepschrift, [X], heeft echter geen bewijs overgelegd waaruit blijkt dat hij bevoegd was om namens [A] B.V. het beroep in cassatie in te stellen. De griffier van de Hoge Raad had [X] verzocht om binnen vier weken een bewijsstuk of verklaring over te leggen, maar [X] is in gebreke gebleven om aan dit verzoek te voldoen. Hierdoor concludeert de Hoge Raad dat het beroep in cassatie onbevoegdelijk is ingesteld. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk en acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

2 december 2016
Nr. 16/04049
Arrest
gewezen op het door
[X]te
[Z]ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van de
Rechtbank Gelderlandvan 14 juli 2016, nr. AWB 15/6942, op het verzet tegen een uitspraak van de Rechtbank betreffende de aan [A] B.V. te [Q] voor het jaar 2006 opgelegde aanslag in de vennootschapsblasting.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

1.1.
De in cassatie bestreden uitspraak betreft een aan [A] B.V. te [Q] voor het jaar 2006 opgelegde aanslag in de vennootschapsblasting. Het beroep in cassatie is volgens het beroepschrift ingesteld door [X] te [Z].
1.2.
Ingevolge artikel 28, lid 2, AWR kan beroep in cassatie tegen een uitspraak op verzet waarbij het verzet ongegrond is verklaard, worden ingesteld door de belanghebbende. Als belanghebbende heeft in dit geval te gelden [A] B.V.
1.3.
Bij aangetekende brief van 9 augustus 2016, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgeleverd op het door de indiener van het beroepschrift opgegeven adres, heeft de griffier van de Hoge Raad de indiener van het beroepschrift verzocht binnen vier weken na de dagtekening van deze brief een bewijsstuk over te leggen waaruit blijkt van de bevoegdheid tot het indienen van het beroepschrift in cassatie, dan wel een verklaring over te leggen van degene namens wie hij beroep in cassatie heeft ingesteld, dat deze daarmee instemt. De indiener van het beroepschrift is evenwel in gebreke gebleven aan dat verzoek te voldoen.
1.4.
Aangezien blijkens het beroepschrift in cassatie het beroep is ingesteld door [X] en geen bewijs is overgelegd waaruit blijkt dat hij ten tijde van het indienen van het beroepschrift bevoegd was te handelen namens [A] B.V., moet het ervoor worden gehouden dat die bevoegdheid ontbrak. Daarom gaat de Hoge Raad ervan uit dat het beroep in cassatie onbevoegdelijk is ingesteld, en zal de Hoge Raad om die reden het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2016.