Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
29 november 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 november 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden voor het skimmen van pinautomaten in Sint Maarten tussen 22 september 2014 en 25 september 2014. De Hoge Raad oordeelde dat deze strafoplegging in strijd was met de wettelijke bepalingen van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen, die een maximum gevangenisstraf van zes maanden voorschrijven voor het bewezenverklaarde feit. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de opgelegde gevangenisstraf, en stelde voor om de verdachte een gevangenisstraf van acht maanden op te leggen. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen voor wat betreft de strafoplegging, en wees de zaak terug naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie voor herbehandeling. Het beroep werd voor het overige verworpen.