Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
29 november 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 november 2016 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 25 juni 2014. De verdachte, geboren in 1964, had beroep in cassatie ingesteld tegen een eerdere uitspraak. De advocaten S.T. van Berge Henegouwen en S.M. Kurvers, beiden werkzaam in Maastricht, hebben namens de verdachte middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard dient te worden op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die door de verdachte zijn aangevoerd geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit is het geval omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien deze overwegingen heeft de Hoge Raad besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
De uitspraak is gedaan door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en V. van den Brink, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. Dit arrest is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in zaken die betrekking hebben op de verkoop van hennep en de voorwaarden voor ontvankelijkheid in cassatie.