ECLI:NL:HR:2016:2683

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 november 2016
Publicatiedatum
24 november 2016
Zaaknummer
16/02918
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof inzake navorderingsaanslag vennootschapsbelasting

In deze zaak heeft [X] B.V. (voorheen [A] B.V.) beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 28 april 2016, nr. 14/00505. Dit hoger beroep was gericht tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die betrekking had op de aan belanghebbende opgelegde navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 2005, alsook op de gelijktijdig gegeven beschikking op basis van artikel 20b, lid 3, eerste volzin, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarbij het middel dat door belanghebbende was voorgesteld niet tot cassatie kon leiden. De Hoge Raad oordeelde dat het middel geen nadere motivering behoeft, aangezien het niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Tevens zijn er geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 25 november 2016.

Uitspraak

25 november 2016
Nr. 16/02918
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] B.V. (voorheen [A] B.V.)te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof 's-Hertogenboschvan 28 april 2016, nr. 14/00505, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. AWB 12/2821 en 12/2870) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2005 opgelegde navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting en de gelijktijdig daarmee gegeven beschikking als bedoeld in artikel 20b, lid 3, eerste volzin, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 25 november 2016.