ECLI:NL:HR:2016:265

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 februari 2016
Publicatiedatum
18 februari 2016
Zaaknummer
14/03602
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsaansprakelijkheid notaris en onderzoeksplicht bij onroerend goed in Spanje

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 februari 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de beroepsaansprakelijkheid van een notaris. De eiseres, een notaris, had beroep in cassatie ingesteld tegen eerdere arresten van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betrof de vraag of de notaris voldoende onderzoek had gedaan naar de rechtstoestand van een huis in Spanje. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Groningen en arresten van het gerechtshof, die aan deze uitspraak ten grondslag liggen.

De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de eiseres niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel werd onderbouwd met de overweging dat de aangevoerde klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de eiseres verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

In het incidentele beroep, ingesteld door de verweerders, heeft de Hoge Raad eveneens het beroep verworpen en de verweerders in de kosten van het geding veroordeeld. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van notarissen bij het uitvoeren van hun taken en de noodzaak van zorgvuldigheid bij het onderzoeken van de rechtstoestand van onroerend goed, vooral in het buitenland.

Uitspraak

19 februari 2016
Eerste Kamer
14/03602
LZ/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie, verweerster in het incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. J.A.M.A. Sluysmans en mr. R.L. de Graaff,
t e g e n
1. [verweerder 1],
wonende te [woonplaats],
2. [verweerster 2],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERDERS in cassatie, eisers in het incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. M. Ynzonides.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en [verweerder] c.s.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 131163/HA ZA 11-756 van de rechtbank Groningen van 21 maart 2012 en 6 juni 2012;
b. de arresten in de zaak 200.110.512/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 30 juli 2013 en 1 april 2014.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de arresten van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. [verweerder] c.s. heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [verweerder] c.s. mede door mr. G.J. Harryvan.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt, zowel in het principaal als in het incidenteel beroep, tot verwerping.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 17 december 2015 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
in het principale beroep:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op € 6.467,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris;
in het incidentele beroep:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [verweerder] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren C.A. Streefkerk, G. Snijders, M.V. Polak en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
19 februari 2016.